‘Als je je breekbaarheid toegeeft, word je sterker’
Van het Portugese Aveiro naar Antwerpen naar New York: voor illustratrice Fatinha Ramos is het maar een kleine stap. Met het Moma bracht de Portugese een kinderboek uit, het Antwerpse stadhuis gaf ze een nieuwe tijdelijke gevel.
‘Kijk, dat ben ik.’ In de toren van Babel die Fatinha Ramos (40) tekende, heeft ze een miniversie van zichzelf gesmokkeld. De toren is een van de 28 tekeningen van vier meter hoog die ze maakte voor het Antwerpse stadhuis.
De doeken schermen de restauratiewerf van het stadhuis af. Samen vertellen ze het verhaal van een reiziger die aankomt in Antwerpen, een Antwerpse leert kennen en samen met haar de stad en haar geschiedenis verkent. ‘De liefde snapt iedereen, over alle culturen en landsgrenzen heen. Daarom wou ik van de liefde de motor van het verhaal maken.’
Bij jou is het omgekeerde gebeurd als bij de reiziger uit je verhaal: jij bent door de liefde in Antwerpen terechtgekomen.
‘Ik was twintig toen ik mijn Belgische vriend leerde kennen. Hij volgde een uitwisselingsprogramma van Erasmus aan de kunstschool in Porto, waar ik grafisch ontwerp studeerde. Een jaar lang hebben we een langeafstandsrelatie gehad.’
‘Na mijn stage ben ik naar Antwerpen verhuisd, omdat hij hier verder studeerde. Intussen zijn we niet meer samen, maar ik ben gebleven.’
Wat hield je hier?
‘Ik had op dat moment veel opdrachten als grafisch ontwerper en ik zag het niet zitten om van nul te beginnen in Portugal. Maar het belangrijkste was dat ik hier in België een framily heb, die mij door dik en dun steunt. Ik ga wel geregeld naar Portugal. Ik móét ook vaak gaan, om vrienden en familie te zien en om energie en verse lucht binnen te krijgen. De lucht in Portugal is frisser, je kunt er echt ademen.’
Wat mis je het meest, naast frisse lucht en je familie?
‘De oceaan. Daar gaat zo’n kracht van uit, daar verbleekt de Noordzee toch bij (lacht). Ik woonde in Aveiro, een kuststadje onder Porto, en daar hoor je overal het geruis van de zee. Aveiro wordt het Venetië van Portugal genoemd: we hebben veel kanalen en gondels. Het is piepklein – je bent er op een halve dag door, maar het is een stadje met veel karakter.’
Hoeveel Portugal zit er nog in je werk?
‘Het zit hem vooral in het kleurenpalet. Veel van mijn personages hebben ook de wind in hun haren. Dat komt omdat het in Aveiro altijd winderig is.’
Voor het Moma maakte je een kinderboek over de Franse kunstenares Sonia Delaunnay. Hoe kom je als Portugese Antwerpenaar bij het Moma terecht?
‘Ik had voor Mo*Magazine een illustratie gemaakt over de jezidivrouwen. Die heeft een prijs gewonnen bij de Society of Illustrators in New York en kwam zo samen met andere genomineerden terecht in een expo in het Museum of American Illustration. Ik wist dat het Moma werkte aan een reeks kinderboeken over kunst. Dus heb ik toen ik in New York was ook meteen daar een afspraak gemaakt.’
Gaat dat echt zo makkelijk?
‘(lacht) Ik heb natuurlijk eerst mijn portfolio opgestuurd. Je moet ook een pitch doen, op basis van dat voorstel hebben ze mij gekozen. Ik kreeg de tekst toegestuurd en vervolgens mocht ik mijn zin doen: fantastisch.’
‘Ik wou dit boek echt maken. Er bestaan duizenden boeken die kunst tot bij kinderen willen brengen. Maar het unieke aan deze reeks is dat elk boek origineel werk uit de museumcollectie opneemt en dat ze vooral focussen op vrouwelijke kunstenaars en kunstenaars met een andere origine.’
Je woont nu zeventien jaar in België. Zijn er Vlaamse gewoonten die je nog steeds vreemd doen opkijken?
‘Het valt me op dat jullie heel veel brood eten. (lacht) En wat ik ook niet begrijp, is dat jullie zo graag quizzen. In Portugal is niemand geïnteresseerd in een quiz.’
‘Intussen is dit land ook onder mijn vel gekropen. Zo heb ik hier geleerd om op tijd te komen.’
Broze botten
Ramos is zelf een laatbloeier: ze tekent al haar hele leven, maar besliste pas vier geleden om er
ook haar job van te maken. ‘In 2013 is er iets persoonlijks gebeurd dat mij helemaal heeft gebroken. Ik ben toen door een heel moeilijke, donkere periode gegaan. Plots besefte ik: straks ben ik veertig, maar ik heb nog geen enkele droom gerealiseerd.’
‘Ik heb toen een bucketlist gemaakt met alles wat ik nog wou doen. Bovenaan stond: mensen raken met mijn tekeningen. Daarom is alles zo snel gebeurd: ik begon plots te rennen.’
‘Een van de eerste werken die ik heb gemaakt, is Saudade. Dat is een Portugees woord dat bijna onvertaalbaar is, maar het komt erop neer dat je iemand zo hard mist, dat je je helemaal leeg voelt en die leegte probeert te vullen met herinneringen.’
‘Mijn werk lijkt vrolijk, maar vaak zijn er details die de tekening plots triester maken. Zo heb ik een tekening gemaakt van een grappige olifant die op een hoop bamboetakken staat. De takken lijken op beenderen: ze zijn fragiel maar breken niet. Pas als je je eigen breekbaarheid toegeeft, word je sterker.’
Je lijdt aan de brozebottenziekte. Klopt het dat je net door je ziekte bent beginnen te tekenen?
‘Ja, ik heb zowat mijn hele jeugd doorgebracht in ziekenhuizen. Soms was ik maanden aan mijn bed gekluisterd, zonder te kunnen bewegen. Ik kon alleen tekenen. Tekenen was voor mij een vlucht uit de realiteit.’
‘Toen ik tien was, heb ik in een autoongeluk mijn rechterhand gebroken. Ik ben toen met mijn linkerhand beginnen te tekenen omdat ik niet kon wachten tot mijn rechterhand genezen was.’
Heeft je ziekte je ooit tegengehouden om te dromen?
‘Eigenlijk niet. Ik ben klein, maar dat besef ik altijd pas als ik mezelf op foto’s zie. Als kind al was ik alleen maar bezig met wat ik wou en niet met wat ik niet kon. Mijn ziekte definieert me niet, ik vergeet ze soms zelfs.’
Het is niet zo dat je extra voorzichtig moet zijn?
‘Nee, dat valt best mee. Vooral tot mijn veertiende waren mijn botten heel fragiel. Ik brak vooral mijn benen. Ik brak iets, moest voor twee maanden het ziekenhuis in – omdat ik geen gips verdroeg, moest de breuk met gewichten gefixeerd worden – en mocht dan weer naar huis. Dan brak ik weer iets, en, hup, weer het ziekenhuis in.’
‘Ik heb telkens opnieuw leren stappen. Dat was het vaste patroon in mijn jeugd: vallen en weer opstaan. Van die realiteit heb ik uiteindelijk mijn levensfilosofie gemaakt.’
Ben je door je ziekte beschermd opgevoed?
‘Toen ik jong was, waren mijn ouders altijd bang dat ik iets zou breken. Toen ik hen zei dat ik op kot wou in Porto en dan nog eens kunstschool wou volgen, wilden ze me eerst op andere gedachten brengen. “Maar Fatinha, maak het jezelf toch makkelijker”, zeiden ze. “Ga toch iets studeren dat je werkzekerheid geeft.” Ik heb gelukkig een oudere broer, die me veel heeft geholpen. Tijdens mijn studentenperiode heb ik veel gefeest om de jaren die ik gemist heb, in te halen.’
‘Als kind werd ik systematisch door leerkrachten onderschat. Voor een kind met een beperking wordt de lat lager gelegd. Dat ik onderschat werd, heeft mijn vechtlust nog meer aangewakkerd: wacht maar, dacht ik. Mijn ouders zijn heel blij nu dat ik heb doorgezet.’
Is Antwerpen de plek waar je wil oud worden?
‘Ik probeer niet te ver in de toekomst te denken, maar ik woon hier wel graag. Het is een creatieve stad. Dat inspireert me heel erg.’
‘Ik vind het nog altijd indrukwekkend hoeveel interessante kunst, muziek en theater je in dit land per vierkante kilometer vindt. België heeft een enorm rijk cultureel leven om zo klein te zijn. Belgen beseffen dat te weinig.’
Wat staat er eigenlijk nog op je bucketlist?
‘Dat kan ik echt niet vertellen. In Portugal is er het bijgeloof dat wensen die je uitspreekt nooit werkelijkheid zullen worden. Ik wil het lot niet uitdagen (lacht).’
‘Als kind werd ik systematisch door leerkrachten onderschat. Voor een kind met een beperking wordt de lat lager gelegd. Dat heeft mijn vechtlust aangewakkerd’