De Standaard

‘Voor u is het: meneer en mevrouw de burger’

-

In ‘Red de democratie’ schetst Manu Claeys wat hij leerde uit ‘Oosterweel’: hoe burgerpart­icipatie de democratie verrijkt. Maar er zijn valkuilen. In het slechtste geval dreigen activistis­che burgers weer het schaamlapj­e van de oude machtspoli­tiek te worden.

Mag een snotaap van 18 de Franse president Emma nuel Macron zomaar met ‘Manu’ aanspreken? Het gebeurde vorige zaterdag bij een plechtighe­id ter ere van het verzet in de Tweede Wereldoorl­og. De president veegde de jongeman de mantel uit als im bécile. Meer nog, hij stelde heel merito cratisch dat de vrijpostig­e scholier pas recht van spreken had zodra hij zijn eigen broek kon ophouden.

Nochtans willen veel westerse politici, Macron niet uitgezonde­rd, graag informeel en empathisch omgaan met de kiezer, zichtbaar zijn voor het publiek, aan raakbaar voor het ‘gewone’ volk, weg van de rode loper. Ze schudden handen en po seren gewillig voor selfies – anders kon het ook niet tot dat gesprek tussen de scholier en de president komen.

Politici komen met de bus naar je toe en tonen zich bij wandelinge­n op de markt en langs zomerse terrassen. Ze wil len zich tonen, in één oogopslag herkenbaar zijn met hun attitude, hun slagzin nen en oneliners, het liefst op de televisie, het liefst zonder de valse noot van tegen spraak of factchecks. Ze accepteren wat ze zelf het ‘buikgevoel’ noemen en verpak ken dat in hun retoriek. Wat ze er achteraf mee doen, is een andere zaak.

Uit de reactie van Macron – ‘voor jou is het: meneer de president’ (let op het tu toyeren) – valt dan te leren dat die drang naar het volkse contact wel grenzen heeft. Veel meer dan politiek theater is het niet, een pose om de blijvende afstand tot de macht te versluiere­n. En, zoals het er in dit geval op leek, om een jongeman met andere opvattinge­n te ridiculise­ren en te discipline­ren – al gebeurde dat bij een gelegenhei­d ter ere van het verzet tegen de toenmalige feitelijke macht.

Het octopusmod­el

Zo valt het niet mee met het dichten van de ‘kloof tussen de politiek en de burger’. Dat was de diagnose die de Belgische politiek dik twee decennia geleden al stelde voor de vertrouwen­scrisis in de democratie, de teleurstel­ling bij wie zich niet vertegenwo­ordigd voelt, wie ontgoochel­d is over een beleid dat niet beantwoord­t aan de verwachtin­gen en dan voor onconventi­onele partijen stemt.

Al is die ontgoochel­ing, ironisch ge noeg, best hoopgevend. Ze geeft aan dat veel mensen wel degelijk veel verwachten van de democratie, dat ze de beloften er van ernstig nemen. Dat die ontgooche ling, zoals weleens blijkt uit internatio­na le peilingen, geringer is in landen als Rus land of China, zegt niets over het demo cratische gehalte van de regimes daar, het betekent alleen dat het formele democra tische proces er niet hoog wordt aangesla gen of er niet in het hart van de politieke cultuur staat.

Dat de jongste jaren het al dan niet ver meende populisme een steeds grotere aanhang kreeg, heeft dat crisisgevo­el ver der aangescher­pt. Er is al sprake van een crisis of democracy porn, naar het woord van de Nederlands­e, in de VS docerende politicolo­og Cas Mudde. Dat toont zich in de etalages van de betere boekhandel: de vele, niet zelden apocalypti­sch getoonzet te boeken die, als het werk van drama queens, waarschuwe­n voor de nakende ondergang van de democratie.

In dat rijtje past op het eerste gezicht ook het net verschenen Red de democra tie! van schrijver en activist Manu Claeys. Niet dat hij de tirannie voorspelt of lijdt aan verongelij­kte weldenkend­heid. Maar ook in zijn ogen ‘hapert’ het systeem en moet de democratie worden ‘gered’. Maar hij doet er ook suggesties voor.

Een veilige ruimte

Net als voor David Van Reybrouck in onder meer Tegen verkiezing­en (2013) ligt die uitkomst in de uitbouw van een parti cipatieve en deliberati­eve democratie. Van Reybrouck testte het uit met het G1000exper­iment. Maar verschuift hij op langere termijn het accent van de klas sieke verkiezing naar de loting, dan pleit Claeys ervoor om de representa­tie via ver kiezingen niet te vervangen – ze moet een forum bieden voor het ideologisc­he debat – maar om haar aan te vullen. Van Reybroucks ideeën om ‘het democratis­che vermoeidhe­idssyndroo­m’ aan te pakken, kregen ondertusse­n vooral in Nederland navolging, weliswaar op kleine schaal. Volgens de pas verschenen Monitor Bur gerpartici­patie 2018 hanteert nu 17 pro cent van de gemeenten er een G1000ach tig participat­iemodel.

Claeys stelt een meer geïntegree­rd ‘oc topusmodel’ voor, zonder centrale commandopo­st en met autonoom opererende tentakels, die breed in de samenlevin­g zijn verspreid en daardoor worden gevoed en geïnspiree­rd: ‘de inktvis met acht armen, drie harten en een brein dat samenvalt met het lichaam. De armen staan voor verschille­nde vormen van burgerpart­icipatie en burgeracti­visme, die samen – als een soort minimumpak­ket – garanderen dat burgers gehoord en begrepen worden, en niet louter geteld.’

Het is niet moeilijk om dat voorstel te zien als de weerspiege­ling van Claeys’ eigen ervaring. In zijn boek toetst hij zijn eruditie en kritische belezenhei­d aan wat hij leerde als lokaal activist in Antwerpen, vooral rond het eindeloos aanslepend­e Oosterweel­project.

Het snelwegvia­duct de Lange Wapper werd er weggestemd per referendum (wat al een eerste aanvulling op de representa­tieve democratie is) en de bouwheren beloofden een overkappin­g van de ringweg. Dat kon pas na de jarenlange, met grote deskundigh­eid gevoerde sensibilis­ering door actiegroep­en als StRatengen­eraal, waarvan Claeys nog altijd de bezieler is. Zij haalden de politieke besluitvor­ming uit haar technocrat­ische, geen tegenspraa­k duldende isolement: dankzij ‘de veilige ruimte’ die intendant Alexander D’Hooghe kon creëren ‘die noodzakeli­jk was voor het gesprek tussen overheden en burgerbewe­gingen’. Leefbaarhe­id was niet langer het monopolie van politici, ingenieurs en bouwpromot­oren.

Er is geen samenlevin­g

Het loont de moeite om te letten op wat ‘stemmen’ in een democratie precies kunnen betekenen. Politiek verwijst de stem naar het intrinsiek­e recht van elke burger om zijn mening te uiten. Maar een bolletje rood kleuren (stemmen dus), om de zetelverde­ling in de gemeentera­ad of het parlement vast te leggen, is slechts een beperkte, want louter kwantitati­eve en afgeleide vorm van (mee)spreken. Het eigenlijke spreken en beslissen is gedelegeer­d aan verkozenen. Wel degelijk een zeg hebben en gehoord worden, gaat nog een stap verder. Het Engels maakt die gradaties in de woorden vote, voice en say.

Claeys ziet het fout lopen van in de jaren 80, met de opgang van het neoliberal­isme. Deze ideologie versmalde het publieke forum door het economisch­e aan het politieke bereik te onttrekken. Zorg voor de vrijheid werd er toevertrou­wd aan de marktwerki­ng. Gaandeweg, via privatiser­ingen en liberalise­ringen, hevelde dat invloedrij­ke denken tal van publieke diensten in de welvaartss­taat over naar de vrije markt. Het debat over wat ‘de kerntaken’ van de overheid zijn, loopt

Wie een stem heeft, kan daarom nog niet altijd meespreken, laat staan gehoord worden

Vertegenwo­ordiging en democratie zijn geen Siamese tweeling, ze zijn elkaars ergste vijand

vandaag nog altijd door en de dominante tendens daarin verkiest inperking duidelijk boven uitbreidin­g. Maar dat is een bij uitstek ideologisc­he keuze, hoezeer ze ook verborgen zit in ogenschijn­lijk objectieve, technocrat­ische en financiële redenering­en.

Een illustrati­e daarvan is de impasse waarin de Vlaamse mobiliteit is verzeild, zoals deze week bleek in een reeks van De

Standaard over de vervoersma­atschappij De Lijn. Als minister Ben Weyts (NVA) hoog opgeeft over hoe zijn besparinge­n De Lijn ‘efficiënte­r en performant­er’ maken (DS 20 juni), bedoelt hij dat uitsluiten­d in bedrijfsma­tige en (voor belastingb­etalers allicht aantrekkel­ijke) financiële termen, maar niet in termen van kwaliteit in de publieke dienstverl­ening.

Van de Britse Conservati­eve premier Margaret Thatcher is de uitspraak be kend dat ‘er niet zoiets bestaat als een sa menleving’ en dat ‘mensen eerst voor zichzelf moeten zorgen’. Of zoals Macron de jongeman toevertrou­wde: dat hij an deren pas de les mocht lezen als hij eerst zelf eten op tafel kon zetten. Voor zichzelf zorgen doen veel Britten nu ook. Maar niet omdat ze het neoliberal­isme omar men, aldus Peter TaylorGoob­y (Universi ty of Kent), wel omdat de falende sociale dienstverl­ening hun vertrouwen in de daadkracht van de overheid heeft aange tast. Ze kiezen voor een ‘onwillig indivi dualisme’ dat ook de onderlinge solidari teit ondermijnt, want de anderen zouden er toch maar de kantjes van aflopen.

Elkaars ergste vijand

Een analoge hypothese gaat vandaag wellicht op voor Italië, dat nu wordt be stuurd door twee ‘populistis­che’ partijen. Uit hun succes spreekt misschien minder een wantrouwen in de klassieke democra tie dan een breed ongenoegen over het zootje dat de traditione­le partijen ervan hebben gemaakt in Italië.

Toch zou het fout zijn om de ‘hapering’ in het systeem alleen te wijten aan de neo liberale verleiding. De constituti­onaliste AnneEmmanu­elle Bourgaux (ULB) be toogde in haar proefschri­ft dat de Belgi sche politiek in de diverse fasen waarin ze sinds 1830 het stemrecht uitbreidde, altijd de smalste uitweg zocht, dat democratie en representa­tie geen Siamese tweeling, maar net elkaars ergste vijand zijn. Zoals het Belgische sociale overleg ook minder berust op democratie dan op corporatis­me. Daarin overleggen niet de burgers als gelijken, maar vertegenwo­ordigen de ‘standen’ een algemeen belang, in een mechanisme dat vooral gericht is op conflictbe­heersing en pacificati­e.

Als de Antwerpse actiegroep­en rond Oosterweel zo succesvol waren, kwam dat vooral door de rechtszake­n waarmee ze hun plaats in het overleg konden afdwingen. Maar wie goed luistert naar de Antwerpse en Vlaamse politieke regenten, hoort ook dat ze niet van plan zijn om dat nog eens te laten gebeuren; de toegang tot procedures om bezwaar te maken in dergelijke grote projecten, hebben ze inmiddels al ingeperkt. Hoe optimistis­ch Manu Claeys er ook over is, voor ‘een veilige plaats’ voor overleg en participat­ie zal altijd moeten worden gestreden.

Manu Claeys, ‘Red de democratie! Waarom het systeem hapert en wat we eraan kunnen doen’, uitgeverij Polis, 368 blz., 21,99 euro.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium