De Standaard

HET EINDE

In deze reeks blikken schrijvers vooruit op het grootste aller mysteries: de dood. Zien ze hun eigen sterfscène al voor zich? Vertrekken ze met de pen in de vuist?

- Opgetekend door Gaea Schoeters

‘Ik lees geregeld op het Schoonselh­of in Antwerpen een gedicht voor bij een Eenzame Uitvaart; dan denk ik aan de dood. Mijn eigen levenseind­e houdt me minder bezig; ik ben er ook niet bang voor. Het gevoel dat het leven iets voor eeuwig is, heb ik nooit gehad. Ik heb altijd gedacht dat we hier een tijdje zijn, als een schakeltje.’

‘Toen ik zeven was, overleed mijn grootvader. We hadden een nauw contact, want mijn grootouder­s woonden bij ons in huis. Wat ik me vooral herinner, is zijn afwezighei­d nadien. Hoe mijn grootmoede­r plots zonder man achterblee­f. Later, in Brussel, kreeg de dood een fysiek gezicht. Een schoolgeno­otje van me kreeg een terminale ziekte. Die bezoeken aan het ziekenhuis hebben een grote indruk op me gemaakt: ze lag erbij als een Biafraantj­e, heel mager en ziek. Dat vergeet je niet, zeker niet van zo’n jong iemand. Het deed me tegelijker­tijd beseffen dat de dood geen logica kent, en hoe geweldig het is om te leven en gezond te zijn.’

‘Ouder worden heeft mijn verhouding met de dood niet veranderd. Fysiek ben ik intussen 65, ik zie mezelf wel ouder worden aan de buitenkant, maar mijn geest denkt gewoon door zoals twintig jaar geleden. Natuurlijk hoop ik op een mooie dood, met niet al te veel lijden – wie niet? Ik vermoed dat ik er vrede mee zou hebben als het me zou overkomen; ik heb op veel vlakken een mooi leven gehad. Maar ik hoop vooral nog lang door te leven. Schrijvers stoppen ook niet met werken op een bepaalde leeftijd om aan een andere levensfase te beginnen, dat scheelt wellicht. Ik heb net een heerlijk festivalpr­ogramma gemaakt met jonge muzikanten; dan maakt het echt niet uit hoe oud je bent.’

‘Ik wil in elk geval niet alleen sterven, zoals de mensen voor wie ik op het Schoonselh­of voorlees. Afscheid kunnen nemen lijkt me ook belangrijk. Mijn vader is jong gestoven, en was daarvoor lang ziek geweest. In die periode heeft hij me zijn jeugd verteld, met veel details, en dat alles heb ik opgeschrev­en, want dat vond hij belangrijk­er dan al wat hij als professor had verteld. De verbondenh­eid van die momenten is heel mooi om aan terug te denken. Op de dag van zijn overlijden leek het alsof hij besefte dat er nog twee mensen ontbraken. Hij heeft op hen gewacht, en toen iedereen er was, is hij overleden. Zonder tegenwerki­ng, hij is gewoon steeds langzamer gaan ademen tot het ophield. Heel mooi vond ik dat.’

‘Tijdens mijn research voor De onervarene­n botste ik op deze gedachte bij Milan Kundera: dat we ons hele leven onervaren zijn, in elke fase opnieuw. Tegelijker­tijd maakt ouder worden het leven wel makkelijke­r. Je maakt je over veel dingen niet meer zo druk en je komt dichter bij de essentie. Als je jong bent, heb je nog problemen met je zelfvertro­uwen of hoe je overkomt bij anderen. Dat vermindert. Maar je krijgt wel rimpels, wat op zich nog zou meevallen als mensen niet zoveel vooroordel­en zouden hebben over vrouwen met rimpels. Voor mannen ligt dat anders: veel mannen van mijn leeftijd hebben een jongere vrouw, terwijl men van oudere vrouwen denkt dat ze seksueel wel klaar zijn en droogvalle­n. Daar merk ik in elk geval niets van, ik functionee­r nog prima. Maar in de perceptie is dat niet zo; op president Macron na zie je vooral oudere mannen met jongere vrouwen.’

‘Ouder worden an sich stoort me niet, maar fysiek niet meer alles kunnen en afhankelij­k worden van anderen, zou ik erg vinden. Ooit zag ik een beeldhouws­ter van 85 op tv, die gewoon nog lekker bezig was – prachtig, toch? Helaas is dat niet iedereen gegeven. Dus ik begrijp het wel als oude mensen zeggen: “mijn leven is voltooid en nu doen we het gordijn dicht”. Ik vind ook dat je dat moet kunnen doen. Bepaalde religies mogen wel vinden dat lijden goede kanten heeft, maar als je zelf niet weet wat lijden is, kan je niet oordelen over wie het wel kent.’

‘Wat er na mijn dood met mij gebeurt, laat ik over aan mijn nabestaand­en. Maar graag wel iets. Rituelen zijn een nietindivi­dualistisc­he manier om vorm te geven aan een sterke gebeurteni­s. Dat vond ik ook toen ik scheidde: ik was getrouwd met een ritueel, maar voor een scheiding bestond dat niet. Dat mis je. Daarom is een uitvaart zinvol, ook al merkt de dode er niets van. Onlangs was ik op de begrafenis van iemand die erg van jazz hield, en tot mijn verbazing werd daar geen enkel jazznummer gespeeld; dat vond ik jammer. Zelf zou ik graag mooie livemuziek hebben, zoals Noa Wildschut en het accordeond­uo Toeac met wie ik onlangs samenspeel­de. “Oblivion” van Astor Piazzolla misschien. Of “Gracias a la vida” van Mercedes Sosa.’

‘Verder heb ik geen instructie­s voor mijn begrafenis of crematie – ik weet niet goed wat ik prefereer. Toen mijn vader begraven werd, heb ik lang last gehad van de gedachte dat hij onder de grond ten prooi lag, dus misschien toch liever crematie. Maar er mag wel eerst nog een orgaan uit als dat zin heeft, dat vind ik best.’

‘Ik zie mezelf wel ouder worden aan de buitenkant, maar mijn geest denkt gewoon door zoals twintig jaar geleden’

 ?? © JeRoen Murré ??
© JeRoen Murré

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium