‘Een operahuis managen heeft veel gemeen heeft met een hotel runnen, iets waar Zwitsers goed in zijn’
een wandelende Wagnerencyclopedie, kent Aviel Cahn nog uit diens studententijd. Hij houdt hem prompt het gastenboek voor waarin onder meer dirigent Nikolaus Harnoncourt nog een krabbel heeft gezet. ‘Want jij verhuist binnenkort beslist naar de Wiener Staatsoper!’ In de kelder duiken de twee kenners daarna fluks in de curiosa, zoals een versie van Tannhäuser voor vierhandige piano. ‘Muzikanten die een partituur niet kunnen vinden, komen Trösch altijd eerst eens om advies vragen’, zegt Aviel Cahn.
Waar komt uw fascinatie voor opera vandaan?
‘Ik was er al vroeg bij. Op mijn zesde nam mijn vader mij mee naar de opera in Zürich en later naar zomerfestivals in Verona en Macerata.’
‘Opera overstijgt theater en klassieke muziek: de som is meer dan de optelling van de delen, dat is zijn kracht. De grote titels uit het repertoire vallen op honderd verschillende manieren op het toneel te brengen, elk tijdvak projecteert er iets anders op. Dat is ook de uitdaging. Maar helaas torst opera ook een hoop clichés, die bevestigd worden in grote spektakelvoorstellingen, in de vedettencultus rond Anna Netrebko of in cinemacaptaties. Je vindt er de pathos ziet zoals die honderd jaar geleden gebracht werd.
Uw eerste stelregel was dat opera innovatief moet zijn en lef moet uitstralen. Ging het publiek daar makkelijk in mee, of wil het toch eerder geëntertaind worden?
‘Producties zoals Mahagonny of de radicale Aida hebben veel los gemaakt. Ze gingen tegen de verwachtingen in. Ik moet toegeven: het is makkelijk scoren in de opera als je een heilige koe gaat slachten. Maar ons publiek is erin meegegroeid. We kregen nieuwe bezoekers over de vloer die opera anders niet op de radar hebben. En het grootste deel van het traditionele publiek hebben we behouden.’
Opmerkelijk waren de debuten van regisseurs als Karin Henkel, Kornél Mundruczó en Christopher Waltz. Hoe kreeg je hen over de streep?
‘Wat de drie gemeen hadden: ze waren er allergisch voren om louter als grote naam naar voor geschoven te worden. Een operaproject moest voor hen iets authentieks hebben en bij hun artistieke lijn passen. Het risico blijft wel enorm. Als het misgaat, word je erop afgerekend. Kijk naar Wim Wenders’ operadebuut in Berlijn: dat was een catastrofe. Venetië zat achter de Coen Brothers aan voor Rigoletto, maar ze haakten af. Gelukkig misschien: een grote naam inkopen geldt in de opera als zeer tricky.’
U hebt zich veel inspanningen getroost om Belgische talenten naar de opera te halen en thema’s aan te snijden die met onze cultuur verbonden zijn.
‘Dat klopt, al is lang niet alles gelukt. Al in 2008 sprak ik met Erwin Mortier en Philippe Boesmans over een bewerking van Het verdriet van België. Ook een opera over De dulle Griet bleef in de schuif steken.’
‘De grootste cultuurinstelling van Vlaanderen heeft die taak, denk ik. Ook voor mij, als buitenlander, was het cruciaal om aansluiting te vinden bij de huidige artistieke generatie en bij de tradities die in Vlaanderen leven. Anders speel je als intendant puur op import. Een ander voordeel: je kunt er als buitenstaander nooit van beschuldigd worden dat je met een Vlaams thema Vlaamsnationalistische keuzes maakt (lacht).’
Wat dat laatste betreft: hebt u de politiek bij ons zien veranderen?
‘Toen ik begon, waren de Vlaamse onafhankelijkheid en de splitsing van België een terugkerend issue. Sinds NVA in de nationale regering zit, hoor je er nog weinig van. Best een opmerkelijke switch. Al even memorabel waren het verhoogde dreigingsniveau en de keuze voor militairen op straat. Onze voorstellingenreeks van La juive werden als risico vol gezien, het publiek werd zelfs gefouilleerd. Zoiets zou in Zwitserland ondenkbaar zijn.’
‘Tijdens mijn dubbele mandaat is Opera Vlaanderen best wel door woelige tijden gegaan. Na Bert Anciaux als cultuurminister viel alles stil. Steun en visie (maakt wegwerpgebaar)? De periode Schauvliege kwam neer op afbouw. Het mocht gewoon niets kosten. Sven Gatz heeft de fusie van opera en ballet uiteindelijk netjes afgerond. Maar uiteindelijk heeft het Ballet meer gewonnen dan wij. Ze spelen nu vaker en voor volle zalen, ze hebben hun publiek gevoelig vergroot. Al zal ook de factor Sidi Larbi Cherkaoui zeker meespelen.’
Wat ligt er op het bord van uw opvolger?
‘De fusie is goed geland, maar nog altijd niet verteerd in de organisatie. Het is niet evident voor de dansers om in operaproducties aan te treden. De balletplanning heeft haar prioriteiten, de equipes denken nog altijd gesplitst en op zichzelf. Verder is er een balletje opgeworpen voor een productiecentrum, een nieuw operahuis aan de Schelde. Het was een van mijn dada’s. Er worden miljoenen gepompt in oude gebouwen, maar Antwerpen heeft, naar mijn mening, behoefte aan een modern performing arts centre voor Het Toneelhuis en de opera. Bijna alle politieke partijen lijken voorstander, maar voorlopig neemt niemand het voortouw.’
Fifahoofdkwartier
Met de tram klimmen we intussen de residentiële wijken van de Zürichberg in, waar de riante villa’s in rijtjes over het meer uitkijken. Op de top liet de Fifa tien jaar geleden een nieuw hoofdkwartier optrekken. Nu het WK volop aan de gang is, vindt Aviel Cahn het een mooie uitsmijter voor een wandeling: de door schandalen geteisterde wereldvoetbalbond een bezoekje brengen.
Maar verder dan de kunstmatige grasmat geraken we niet. De architectuur, door de Neue Zürcher Zeitung neergesabeld als ‘grauwe monoliet’ en ‘elitair trefpunt voor voetbalfunctionarissen’ verschuilt zich onopvallend in het groen. Veel vergaderzalen blijken zich ondergronds te bevinden. ‘Kan het symbolischer dat zaakjes hier het licht niet mogen zien?’ vraagt Cahn zich af.
Wat hebben voetbal en opera volgens u gemeen?
‘Big show en groot theater! Het valt op dat veel operazangers voetballiefhebbers zijn, naar het voorbeeld van De Drie Tenoren. We hadden bij een productie van Opera Vlaanderen zowat voetbal op toneel, een Armida die Zidane & co. naar voren schoof als de echte helden van vandaag.’
‘Zowel in voetbal als in opera vind je een sterke nationalistische reflex. Bij Verdi en Wagner lag het opkomende negentiendeeeuwse natiegevoel aan de basis van enkele van hun bekendste titels. En op het WK staat elke match synoniem voor negentig minuten vaderlandsliefde.’
‘Macht, intriges, grote bonzen die van hun voetstuk tuimelen: de wereldvoetbalbond zou trouwens de perfecte stof opleveren voor een hedendaags drama. Je ziet: opera is echt niet zo wereldvreemd.’