Is het internet ‘gered’?
Het verfoeide artikel 13 is donderdag neergehaald, samen met de rest van de Europese Auteursrechtenrichtlijn. Het vrije internet is gered, oef! Want daar draaide het donderdag om, of zo leek het toch: politici zouden, op aansturen van de boosaardige muziekindustrie, het hele internet afsluiten met ‘censuurmachines’ en het omtoveren in een ‘instrument voor surveillance en controle van de gebruikers’ – dat laatste stond letterlijk in een open brief, ondertekend door de levende legendes Tim BernersLee en Vint Cerf.
De auteurs van het artikel 13 beoogden nochtans iets totaal anders. Youtube, een onderdeel van Google, wordt massaal gebruikt om muziek te streamen, maar betaalt niet dezelfde rechten die legale streamingdiensten zoals Spotify betalen. En dat is omdat Youtube zich kan wegstoppen achter iets dat de ‘safe harbour’ heet. Artikel 13 zou dat onderscheid wegnemen.
Ja, dat is ingrijpend. Het is op het web altijd zo geweest, dat de aanbieders van ‘platforms’ een vrijstelling genoten van alle verantwoordelijkheid, de safe harbour: een internetbedrijf kan nooit aansprakelijk worden gesteld voor wat gebruikers op zijn platform doen. Alleen als een bepaald misbruik door anderen wordt gemeld, moet het platform ingrijpen. Een principe dat die fragiele, innovatieve internetbedrijfjes moest helpen groeien en bloeien.
Artikel 13 zou die veilige haven eigenlijk opheffen, toch voor muziek en video. Het doet er dan niet meer toe wie die muziek heeft geüpload: Youtube profiteert ervan en dus moet Youtube ervoor betalen. Radicale verandering? Absoluut! Einde van het internet? Ach, welnee!
Het ‘safe harbour’principe is de jongste vijf jaar al ingrijpend afgebouwd. Iedereen accepteert inmiddels – ook Facebook en Google – dat de internetreuzen wel degelijk verantwoordelijkheid dragen voor wat zich afspeelt op hun platform. Wraakporno, haatberichten of fake news: daar nemen ze nu wél de verantwoordelijkheid voor. Ook de omstandigheden zijn veranderd: de delicate op startbedrijfjes zijn reusachtige monopolisten geworden.
Maar die miljardenbedrijven zien niet graag gebeuren dat de regels van het spel plots in hun nadeel veranderen. Daar lobbyen ze dus hard tegen. En, in dit geval, uiterst doeltreffend.
Wie we helemaal niet hebben gehoord in dit debat – toch niet tot deze week, toen het kalf al verdronken was – zijn de artiesten. Die praten niet graag over geld, ze weten dat ze zich daarmee niet sympathiek maken. En daarmee hebben de artiesten de kapitale fout begaan: toestaan dat je tegenstander de framing van het debat bepaalt. Die framing lag vast, minstens sinds de open brief van half juni: dit gaat over de tegenstelling tussen de vrijheid van het internet en de censuur die de machtige muzieklabels willen opleggen. De Europarlementsleden waren gealarmeerd door de duizenden bezorgde emails die ze in hun inbox kregen. Als zij hadden gestemd om ‘het vrije internet af te schaffen’, was dat bij de Europese verkiezingen in mei 2019 waarschijnlijk hun enige beslissing waarvan iemand zich nog iets zou herinneren.
En dus hebben ze donderdag aan de noodrem getrokken. Het resultaat? Dat straks, wellicht na de zomer, het hele parlement zich over de tekst van de Richtlijn mag buigen. En amendementen mag stemmen.
Dat kan positief uitdraaien. Het geeft de artiesten misschien een nieuwe kans om hun standpunt helder te formuleren, naar de politici en het brede publiek. Politici krijgen de opportuniteit de tekst te verbeteren, zodat er geen onduidelijkheid meer is over de precieze draagwijdte ervan (onduidelijkheid die tegenstanders genadeloos hebben afgestraft).
Maar is over dit belangrijke onderwerp – een eerlijke vergoeding voor artiesten – nog een redelijk, beredeneerd debat mogelijk, na de uiterst negatieve framing en het opbod van de jongste dagen? De kans lijkt mij reëel dat de Richtlijn nu vergiftigd is, en het thema voor jaren taboe. En dat is dan het allerbeste nieuws dat Google en Facebook dit jaar hebben gekregen.