Als confetti na carnaval
De foto nam ik in een wat troosteloze straat in Nizhny Novgorod, de stad die ook een prachtig Kremlin herbergt en tot de om wentelingen van de perestrojka gewoon Gorki heette, naar de schrijver Maxim Gorki – wij zouden dat ook kunnen doen, pendelen van Boon naar Brussel(mans), naar de bioscoop gaan in Elsschot, stad aan de stroom, en in Simenon gaan kijken naar een wedstrijd van Standard.
Zo turbulent zijn geschiedenis, zo fascinerend is Rusland. In de steden waar nu gevoetbald wordt, zijn de voorbije eeuw onnoemelijke dingen gebeurd, het land is geregeerd door satrapen die ideologieën misbruikten om mensen te knechten, maar geknakt lijken de Russen niet. De steden brui sen, zetten hun beste steentje voor. Al breekt je hart als je vrouwen hun bloemenstalletjes ook ver na middernacht ziet openhouden, bij het geraas van een drukke weg, ook zij zijn in zekere zin straatmadelieven. Als er één ding opvalt, hier in Rusland, naast de vreemde fascina tie voor lawaaierige knalpotten, is het toch vooral hoe vriendelijk de mensen zijn. Een charmeoffensief van Poetin, zeggen cynici. De grote leider die heerst over de gelaatsspieren van zijn onderdanen en bij wet de glimlach ordonneert, zou het?
Ik dwaal af. Kijk naar de foto. Neen, niet naar de Lada, dat cliché is inmiddels achterhaald, zo veel rijden er hier heus niet rond. Het gaat om de eenzame Argentijn. Niet langer met de grote trom, in dichte drom. Niet langer deel van een groter geheel, van die geweldige bende supporters, wier lied de wereld beker in vuur en vlam zette, meer dan hun spelers dat konden. Hij heeft een truitje aan, zonder rugnummer, een voorte ken, of eerder een nateken. Zoals Italiaanse supporters als het slecht gaat met hun team woedend Tifiamo solo la maglia zingen – ‘we supporteren enkel voor de trui’ – is deze man niet langer idolaat van Messi. Misschien heeft hij het nummer tien er zelfs afgekookt, vond hij dat een gepaste straf voor een speler die slechts een flauw afkooksel was van zichzelf, en Maradona, ach, Maradona... diens tien is eigenlijk al lang niet meer om aan te zien.
Ergens staat die man daar ook in zijn blootje. In december, meteen na de loting, heeft hij thuis in Buenos Aires zijn trip geboekt, toen de vliegtuigtickets nog betaalbaar waren. Zorgvuldig checkte hij waar de groepswinnaar zijn achtste finale zou afhaspelen, met de leesbril op de neus en de wijsvinger zoekend over het inderhaast geprinte speelschema. Daarom is hij op de verkeerde plek beland, leunt er tegen een portiek aan, een paar uur voor Kroatië zijn achtste finale tegen Denemarken speelt. Argentinië was niet in staat de beer te schieten waarvan hij het vel al had gekocht. Een dag tevoren zag hij in zijn hotelkamer hoe Mbappé de Argentijnse defensie aan gort scheurde. Nu staat hij daar, besmuikt maar toch voor iedereen te kijk, zijn inschattingsfout tentoongesteld aan het oog van de fotograaf, niks in zijn houding herinnert nog aan de mix van hoogmoed en optimisme die hem hier bracht. De moed is laag gezakt, tot in zijn schoenen. Met een diepe zucht zal hij de tocht naar het stadion aanvatten, naar godbetert Kroatië–Denemarken, een fantoomwedstrijd waarin Mascherano en Caballero zullen rondspoken, zoals ze dat eerder in het toernooi in datzelfde Nizhny Novgorod al deden, in het debacle tegen de Kroaten. Zijn hart zal misschien een klein sprongetje maken bij de elf strafschoppen in de wedstrijd, maar dat is niks vergeleken bij het echte werk, bij een match van Argentinië, dan dansen hart en ziel samen de tango.
Confetti na carnaval, daar doen ze aan denken, de trosjes supporters die ook na een uitschakeling hun weg in Rusland vervolgen. Je ziet ze overal, maar je hoort ze niet meer. Het feestgedruis is achter de rug, ze hebben even een hoge vlucht genomen, maar hun droom is doorgeprikt, en ze zijn met een flinke smak op de grond beland. Nog wel kleurig, ja, maar in de goot, in de marge van het gebeuren. Moedeloos, je kan ze bij mekaar vegen.
De Peruanen zijn er het ergst aan toe. Een onstuitbaar vrolijke bende was het, één blik op die supportersschare en je
Niet langer deel van die geweldige bende supporters, wier lied de wereldbeker in vuur en vlam zette, meer dan hun spelers dat konden
streek met je hand over het hart voor alle panfluitmuzak die je in je leven al weerloos had ondergaan, van hotelliften over winkelstraten tot supermarkten. Hun ploeg kreeg lof. Speelde lekker aanvallend. Maar ging er onherroepelijk uit, sterspeler Cueva jaste een cruciale penalty hoog in de tribunes. Nu hangen de Peruanen mistroostig rond in luchthavens, ook zij dragen nog steeds hun nationale trui, met die prachtige rode streep dwars over de borst. Na zesendertig jaar waren ze eindelijk nog eens op een wereldbeker, en dat wilden ze ter plekke meemaken. Zesendertig jaar, bezaaid met inlands terrorisme, met de bloederige guerrillastrijd van het Lichtend Pad (het verkeerde spoor, daar heb je Gorki weer), met corrupte regeringen ook. Dat alles weggeveegd door een WKkwalificatie, echt?
Ook zij boekten reizen die voorbij de eerste ronde reikten. Namen vrouw en vaak erg jon ge kinderen mee. Velen verkochten hun auto of fiksten een extra hypotheek om de trip te bekostigen. En wandelen nu als zombies rond in Rusland, slepen zich naar wedstrijden die ze eigenlijk niet willen zien, of wel, want het zijn voetballiefhebbers, natuurlijk. Maar de vraag die hen kwelt is of ze niet beter gewoon thuis waren gebleven. De matchen volgen op tv, met vrienden. Met een auto voor de deur, een afbetaald dak boven hun hoofd, de baby veilig in het eigen wiegje.
Die prachtige rode streep, symbool voor vaderlandsliefde en voetbalgekte, is, nu de euforie is omgeslagen in melancholie, een lelijke streep door hun rekening.
Filip Joos is voetbalcommentator voor de VRT en Play Sports. Zijn column verschijnt wekelijks op zaterdag.