In Nederland heeft een gemeente op de drie ermee te maken. Criminele weldoeners ondermijnen overheid
Criminelen die misdaadgeld gebruiken voor liefdadigheid of het sponsoren van sportclubs.
In de jaren negentig was John Jansen de leider van de Juliëtbende, een van de meest gevreesde criminele bendes in Breda en omgeving. De leden werden verdacht van en uiteindelijk ook veroordeeld voor de handel in hasj, ontvoeringen van andere criminelen en afpersing.
Ondertussen is Jansen weer op vrije voeten en lijkt hij zijn leven gebeterd te hebben. Hij presenteert zich nu als een moderne Robin Hood: hij heeft een eigen stichting om jongeren te helpen die het moeilijk hebben. De stichting beweert dat ze inkomsten haalt uit een kringloopwinkel en Jansen zelf stopt nog wat geld toe.
Maar de Nederlandse politie betwijfelt of de bedoelingen van Jansen oprecht zijn en of het geld dat hij nu kwistig rondstrooit, koosjer is. John Jansen is een van de casussen die opgenomen zijn in een onderzoek van de Nederlandse politie, in samenwerking met de criminologen van de Universiteit van Tilburg, naar criminele weldoeners en hun invloed op de maatschappij.
Die blijkt veel groter dan verwacht. Uit een bevraging van de gemeenten en uit gesprekken met de politie blijkt dat ongeveer 30 procent van de gemeenten ermee te maken heeft. De onderzoekers zien vijf grote domeinen waar de criminelen actief zijn: sportclubs, stichtingen opgericht voor een goed doel, sponsors van evenementen, de zorgsector en de ‘wijkkoningen’ die zich in hun eigen buurt als alternatieve burgemeesters opwerpen.
Sportclubs makkelijke prooi
Vooral sportclubs blijken een gemakkelijke prooi. Vorige week nog werd in Amsterdam zaalvoetbalvereniging ‘t Knooppunt uit de competitie gehaald nadat de recherche had ontdekt dat zware criminelen jaarlijks honderdduizenden euro’s in de club investeerden.
Een ander voorbeeld is de Amsterdamse amateurvoetbalclub Türkiyemspor. De sterke man achter de club was Nedim Imaç, een succesvolle TurksNederlandse zakenman met een textielbedrijf en een kledingzaak in de P.C. Hooftstraat. Zijn vermogen bleek echter niet volledig afkomstig van zijn carrière in de textiel en kledingbranche. Imaç bleek ook een kopstuk van de Turkse heroïnemaffia en hij was bij verschillende liquidatiepogingen aanwezig. Hij gebruikte de voetbalclub als witwasmachine voor zijn inkomsten uit de heroïnehandel.
Ook de grote motorbendes blijken gulle gevers. Zo ging Satudarah Groningen samenwerken met liefdadigheidsstichtingen die zich inzetten voor zwangere vrouwen, asielzoekers en kinderen in armoede. ‘Bij de motorbendes is het doel duidelijk. Zij willen bewust een beeld creëren van “grote kerels met kleine hartjes”, als tegenwicht voor de berichtgeving over de criminaliteit en het geweld waar veel leden bij betrokken zijn’, aldus de onderzoekers.
Zorg lucratiever dan wiet
Het grote gevaar is dat er een negatieve beeldvorming ontstaat rond op zichzelf nuttige en belangrijke activiteiten, zoals het amateurvoetbal of voedselbanken. Nog schrijnender zijn de gevallen waar de criminelen zich mengen in de zorgsector, waarbij de grens tussen liefdadigheid en fraude met overheidsgeld snel begint te vervagen. Zo blijken criminelen zich te richten op mensen die recht hebben op een persoonsgebonden budget (pgb’s). Met dat budget mogen ze hun eigen zorg inkopen, maar geregeld komen ze uit bij criminele organisaties – het blijkt immers een winstgevende business. Fraude met pgbzorg is zelfs ‘lucratiever dan de woningen vol wiet zetten’, aldus
‘Motorbendes willen vaak bewust een beeld creëren van “grote kerels met kleine hartjes”’
een oplichter.
De onderzoekers vinden het hoog tijd dat de gemeenten zich bewust worden van de omvang van het probleem. ‘Vaak zijn ze niet alert genoeg. Zeker afdelingen die subsidies of zorgbudgetten verstrekken, nemen geen eenvoudige preventiemaatregelen, al was het maar een korte zoektocht op het internet.’
Uit de casussen blijkt ook dat er soms korte lijntjes zijn tussen de criminele weldoeners en bestuurders. ‘Dat is pas echt zorgwekkend. Het is vaak bekend dat er iets niet pluis is bij de weldoeners en als zij er dan ook nog in slagen een gemeenteraadslid voor hun kar te spannen, wordt het gezag van de overheid helemaal ondermijnd.’