Ook in u zit een popster
‘Wat moet ik nu nog bedenken’, dacht de jongeman van de toeristische dienst. Hij had ons de kathedraal van Roskilde aanbevolen, maar daar hadden we alle heiligen al aangeroepen en alle Deense vorsten gegroet die er begraven liggen. Toen had hij het Vikingschipmuseum aangeprezen, maar die puzzel met wrakhout hadden we ook al gezien. We wisten al dat de Vikings vijf schepen hadden gekelderd om hun zeeinham te blokkeren.
Vastbesloten om ons niet aan de verveling over te leveren, was de jongeman al afgezakt tot het aanbod van heemkundige kringen. Toen viel mijn oog op zijn polsbandje van het Roskilde Festival. Daar hadden net Foo Fighters, Arcade Fire en The XX opgetreden. Hé, was het niet hier dat onlangs een rockmuseum was opgeleverd? Op zijn voorraad stadsplannetjes stond het nog niet vermeld, maar hij wilde de locatie wel met een kruisje aanduiden.
Even dachten we dat ofwel hij ofwel de gps ons erin luisde. Het traject voerde steeds verder weg van het centrum, eerst langs woonkazernes en dan door een voormalig industrieterrein. Krakers hadden de hangars al bijgewerkt met kleurrijke graffiti. In een leegstaand pand hadden alternatieve startups hun intrek genomen.
En dan, als een oase in een woestijn, was daar Ragnarock. Speels, stout en vol branie. Vernieuwende architectenteams als het Nederlandse MVRDV en het Deense Cobe maakten van het gebouw een gebeuren op zich. Het heeft star quality – je loopt er op een rode loper naartoe als over een walk of fame. De goudkleurige gevel blikkert onbeschaamd in de zon en ziet er met zijn puntige bekleding uit als de nagels op een punkjasje.
Ragnarock is een belevingscentrum waar elk bezoek gepersonaliseerd wordt. Iedereen kiest een muziekact en bouwt daar in de loop van zijn parcours een identiteit rond uit. Volop overgeleverd aan de vakantiesfeer koos ik voor een relaxte reggaeband. Mijn dochter werd de r&bster die ze in de lagere school had willen zijn, mijn zoon koos donkere rap. In welk genre mijn vrouw zich bekwaamde ben ik al vergeten, maar ik koester de zoete droom dat ze als een nimf in videoclips danste.
Eigenlijk is Ragnarock een muzikale speeltuin waar je van de ene attractie naar de andere fladdert. De inrichting ziet er afwisselend uit als een studio, een concertzaal of een ronddraaiende langspeelplaat (waarop je je heerlijk kunt neervlijen). Soms in knalrood of in de spetterende kleuren van een visual. Bezoekers schreeuwen tegen een metalband op, mixen hun sound, proberen te raden welk liedje veel te traag wordt afgespeeld of neuriën een deuntje mee in wat geassembleerd wordt tot het grootste koor ter wereld.
Jammer genoeg had ik iets te laat door dat elke prestatie genadeloos afgerekend wordt in dollars. Tegen die tijd had ik me in mijn virtuele band omringd met een bende slampampers van wie de namen beter klonken dan de muziek die ze voortbrachten. Met een sympathieke nichemarkt als reggae bleek ik ook al niet de weg naar een groot publiek te hebben aangeboord. Waar mijn
De goudkleurige gevel blikkert onbeschaamd in de zon en ziet er met zijn puntige bekleding uit als de nagels op een punkjasje
huisgenoten een eindrapport meekregen als ‘veel potentieel’ of ‘u kunt het helemaal maken’, beleefde ik beteuterd mijn Ragnarök. Dat is in de Noorse mythologie de ondergang van de goden.