Vergeetmenietje
De korenbloemen en de madeliefjes hebben het niet gehaald. Niet blauw, niet wit, maar rood is voor altijd de kleur van de Eerste Wereldoorlog. Het is het rood van de klaprozen die op Flanders fields, het decor van zoveel ellende, door de wind worden gewiegd. De bleuet was de Franse herdenkingsbloem; de Belgen hadden aanvankelijk voor het madeliefje gekozen. Dat alleen de kollebloem uit het gedicht van John McCrae in ons collectief geheugen gegrift is, hoeft niet te verbazen – over het Kanaal zijn ze meesters in het cultiveren van traditie, ceremonie en symboliek. Op 11 november geen poppy op de revers dragen, is er not done. Zelfs na al die jaren is het vergeetmenietje van de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog een verplicht accessoire.
Dat is maar de aanzet. In de geschiedenis van de poppymanie zit ongetwijfeld een goed verhaal, dat voel je. Het wacht op een rasverteller, liefst een Geert Mak, een Philipp Blom. Toch was ik blij dat Poppy er is, het nieuwe boek van Bart Debeer en Steven Slos (Borgerhoff & Lamberigts).
De klaproos is de bloem die het snelst weer gedijt op omgewoeld, geaccidenteerd terrein. Ze is bloedrood en staat voor eeuwige slaap. Perfect dus om de rouw en de hoop en wanhoop in de loopgraven in een kwetsbaar beeld te vatten. Wie was John McCrae die die bloem opvoerde in een gedicht dat hij in 1915 anoniem publiceerde? Blijkbaar niet zomaar een arts, maar een Canadese ‘topdokter’. Wat was precies zijn boodschap? Vrede zou je denken, maar wie de derde strofe van ‘In Flanders fields’ kent, weet dat McCrae oproept om het dispuut met de vijand voort te zetten. ‘Toe: trekt gij u ons krakeel aan met de vijand./ Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel’, bewerkte Tom Lanoye vrij het vers waarover enkelen struikelden. Een blijk van pacifisme is dat niet. Een Britse vrouwenvereniging kwam zelfs even op de proppen met een witte klaproos, als vredelievend alternatief voor de bloedrode variant.
Er is meer. Debeer en Slos traceren de hele geschiedenis, tot en met de poppy die de Britse premier Cameron in 2010 op officieel bezoek in China droeg – al slagen de auteurs er niet in helemaal duidelijk te maken waarom precies dat zo uitdagend was.
Ik heb veel opgestoken, maar het is lastig om van Poppy te genieten. Het boek heeft een groot gebrek: het doet de schoonheid van het onderwerp geen recht. McCrae’s gedicht klinkt tijdloos, de woorden schreeuwen om voorgedragen te worden. Net die eenvoud en die bezwering mist dit boek. En dat ligt vooral aan de stijl, de vaak onbeholpen formulering. Poppy staat, al van in de inleiding, vol zinnen die bezwijken onder hun eigen gewicht.
De poppy wacht nog steeds op een rasverteller.
De klaproos wacht op een rasverteller, liefst een Geert Mak, een Philipp Blom