Hoe Zweden de couveuse overbodig maakte
Een couveuse? ‘Die stinkt en maakt kabaal’, zegt de hoofdarts van de neonatale afdeling in het academisch ziekenhuis van Uppsala. ‘Prematuren voelen zich het best als ze hun ouders kunnen ruiken en horen.’
UPPSALA I Niets verraadt de zware weken die Jennifer Johnson (24) en Jesper Multas (24) achter de rug en voor de boeg hebben. Ze ogen fris, ze lachen en zijn bovenal vertederd door hun zoontje Jack, die drie weken geleden geboren werd. Mama Jennifer staat naast en papa Jesper ligt op een bed in de neonatale intensive care unit (nicu) van het academisch ziekenhuis van Uppsala. Op de gedeeltelijk ontblote borst van de vader ligt kleine Jack te wriemelen. Bedekt met dekentjes, verbonden met kabels en buisjes. ‘Hij weegt nu 720 gram’, zegt Jennifer niet zonder trots. Dat is al 120 gram meer dan bij zijn geboorte, na een zwangerschap van amper 23 weken.
Bij zulke extreem vroege prematuren is er reden genoeg voor bezorgdheid, maar het jonge koppel toont niets dan optimisme. Zelfs als de monitor waarmee Jack verbonden is, even rood oplicht en alarm slaat. ‘Zijn hartslag schommelt soms een beetje, niet erg’, stelt Jennifer ons gerust. ‘Hij doet het eigenlijk prima. Jack kon al snel na zijn geboorte zelfstandig ademen, hij hangt alleen nog aan de CPAP (een luchtpomp die de luchtwegen openhoudt, red.). Hij heeft één kleine infectie gehad, maar die is al voorbij en voor de rest zijn er geen complicaties. Hij neemt dan ook geen medicatie. We zien hem bijna dagelijks vooruitgaan. Hij is al twee centimeter gegroeid, zijn huid is veranderd en hij heeft nu meer gezichtsuitdrukkingen. Vorige week opende hij voor het eerst zijn ogen.’
Huidcontact als medicatie
Naast het bed met vader en zoon staat de lege couveuse van Jack. Die wordt alleen ’s nachts gebruikt, wanneer zijn ouders in het Ronald McDonaldhotel tegenover het ziekenhuis gaan slapen, een gratis verblijf voor families die vaak in het ziekenhuis moeten zijn. Overdag doen Jesper en Jennifer ongeveer twaalf uur onophoudelijk aan kangoeroezorg: ze leggen Jack afwisselend op hun ontblote borst. ‘Heerlijk ontspannend’, zegt Jesper, die met een vinger het hoofdje van zijn zoon streelt.
‘We zien waarom het belangrijk is’, zegt Jennifer, terwijl ze naar de monitor wijst. ‘Zodra we hem op ons leggen, worden al zijn waarden beter.’
De ouders doen ook zo veel mogelijk zelf, verplegers zijn er alleen voor de invasieve ingrepen en medicatie. ‘Bijna alles gebeurt terwijl Jack op ons ligt: verschonen, wassen, het koppelen van alle apparatuur. Dat laatste is soms hard om te zien, zeker toen hij geïntubeerd moest worden, maar we weten dat hij zich het beste voelt wanneer hij ons kan voelen’, aldus de jonge moeder.
Wat Jennifer vertelt, is geen romantiek. Het is wetenschappelijk bewezen. Huidcontact bevordert de gezondheid van prematuren: het leidt tot minder infecties en longziekten, betere fysiologische waarden en een vroeger ontslag uit het ziekenhuis. Kangoeroezorg wordt wereldwijd dan ook vaker toegepast, ook in België (zie inzet).
Maar in Uppsala is het al veel meer ingeburgerd dan in de meeste ziekenhuizen. ‘In de westerse wereld waren we een van de eerste instellingen die kangoeroezorg promoten bij de ouders’, zegt Erik Normann, hoofd van de afdeling neonatologie. ‘Het principe komt overgewaaid uit ZuidAmerika, waar bij gebrek aan middelen baby’s al vroeg naar huis moesten. Gedragen door de moeders in een doek rond het lichaam, en met moedermelk klaar op aanvraag. Baby’s die een beetje te vroeg geboren werden – de vroege prematuren maakten in die landen sowieso geen kans – bleken zo beter te overleven dan baby’s die niet gedragen werden. Mijn voorgangers beseften: wat goed is voor late prematuren, zou ook wel eens goed kunnen zijn voor vroege. En daarom werd het hier geïntroduceerd.’
Het gouden uur
De wereldwijd gerenommeerde neonatale afdeling in Uppsala oogt niet bijzonder modern. ‘Ik heb niet zo lang geleden de nicu van het UZ Antwerpen bezocht, en die zag er veel moderner uit’, beaamt Normann. Maar kangoeroezorg vereist geen speciale snufjes. ‘Onze belangrijkste ingreep, kort na de bouw van onze unit in 2004, is een bed plaatsen naast elke couveuse. Eerst stond er een stoel, maar een stoel is iets voor een bezoeker. Een bed zegt: hier moet je zijn om met je kind te rusten.’
Normann wil dat ouders zich voldoende op hun gemak voelen om 24 uur op 24, zeven dagen per week aan kangoeroezorg te doen. ‘Er zijn er die dat al doen, maar zij zijn de uitzondering. In onze units staan meerdere couveuses en bedden, er is altijd bedrijvigheid, de lichten gaan nooit echt uit en af en toe gaat een alarm af. Het is er voor velen te druk om er dag en nacht te blijven. Ik wil graag aparte units, met één bed en een couveuse, en een aangrenzende ruimte waar de familie kan rusten, eten en koffiedrinken.’
‘De familie’, want niet alleen ouders worden gestimuleerd om de baby op zich te nemen. Grootouders, broers, zussen: iedereen mag meedoen.
Tegelijk wordt niemand verplicht, ‘maar ouders zijn eigenlijk altijd bereid tot skintoskin’, aldus Normann. ‘Vaak zijn ouders in shock wanneer ze op de neonatale afdeling belanden. We begeleiden ze stap voor stap. Terwijl de moeder na de bevalling behandeld wordt, brengen we de vader naar een bed en leggen we de baby op hem. Het is het “gouden uur”. Wanneer je vader meteen op die manier betrekt, dan ontstaat er een magische verbondenheid. Een echte verklaring heb ik niet, maar door van meet af aan samen te zijn met zijn kind, vindt de vader het wellicht moeilijk om alsnog gescheiden te worden. We zien alleszins dat vaders na dat eerste uur meteen gewonnen zijn voor kangoeroezorg.’
Weg met de couveuse
Normann toont een foto met het klassieke beeld van een moederhand door de couveuse, en de baby die een vinger vastgrijpt. ‘Prachtig, denken velen, maar dat is het niet. Een kind voelt zich beter wanneer het de moeder kan ruiken, haar ademhaling, haar stem en haar hartslag herkent. Omgekeerd zal de ouder altijd aanvoelen wanneer er iets scheelt, wanneer de baby op hem of haar ligt.’
‘Een couveuse is duur en doet eigenlijk niets bijzonders. Het is een plastieken doos die slecht ruikt en kabaal maakt. We moeten ze nog steeds de eerste paar dagen na de geboorte gebruiken, omdat vroege prematuren uitdrogen in een gewone kamer. Ooit hopen we een manier te vinden om ook die periode te overbruggen.’
Kangoeroezorg is niet alleen iets voor vroege prematuren: in Uppsala zien ze liever zo weinig mogelijk babybedjes in omloop, op eender welke afdeling. In een kamer zonder couveuses vinden we Linda Hamberg, met tussen haar borsten zoontje Dante. Hij werd geboren na 31 weken zwangerschap, intussen acht weken geleden. Het gaat niet goed met hem. Na een operatie aan de slokdarm kwam een hersenbloeding aan het licht. Dante heeft een windel rond zijn hoofdje en hangt aan een heleboel kabels en buisjes moeizaam te ademen. Ook Linda en haar man nemen hun zoon afwisselend op het lichaam, zeven tot tien uur per dag. Ze wonen tijdelijk in het ziekenhuis, samen met hun vier jaar oude dochter. Ook Linda voelt zich het best wanneer ze haar zoon op zich voelt. ‘Ik ben blij dat we hier zijn’, zegt ze. ‘We krijgen hier alle ondersteuning.’ En genoeg informatie? ‘Ik wil niet alles weten’, antwoordt ze veelzeggend.
Wat Jennifer, Jesper en Jack te wachten staat, is koffiedik kijken. Ze moeten minstens nog een paar maanden blijven. Naast hen in de nicu is intussen de mama van Akram komen liggen, baby op de borst. Deze jongen werd geboren na 22 weken zwangerschap en is inmiddels zes maanden oud. Vandaag weegt hij precies tien keer meer dan bij zijn geboorte: van 477 gram naar 4,7 kilogram. De baby kijkt rond en reageert op zijn moeder, maar heeft nog hulp nodig bij het ademen.
Agressief
Akram illustreert de lange weg die kan volgen op een extreme vroeggeboorte. In België waren Jack en Akram wellicht niet in leven gebleven, omdat onze ziekenhuizen de grens voor intensieve zorg op minstens 24 weken hebben gelegd. Is er een juist en fout?
‘We hebben een andere filoso
‘Bijna alles gebeurt terwijl Jack op ons ligt: verschonen, wassen, apparatuur koppelen. Dat laatste is soms hard om te zien, zeker toen hij geïntubeerd moest worden’
JENNIFER
Moeder van Jack, geboren na 23 weken zwangerschap
fie’, denkt Mathias Kjellberg, neonatoloog in Uppsala. ‘In de meeste landen wordt geredeneerd: hoeveel overlevingskans heeft de baby? Wat is de kans dat hij iets overhoudt aan zijn vroeggeboorte? Wat zijn de kosten voor de maatschappij? Men durft zich die vragen te stellen omdat er met zo’n baby nog geen relaties zijn opgebouwd. Maar stel dat een volwassen persoon met een auto tegen een boom botst. Reed hij 70 kilometer per uur? Reed hij 100 kilometer per uur? In dat laatste geval zijn de kansen op overleving veel kleiner, en die op blijvende letsels veel groter. Toch zal men hem altijd proberen in leven te houden, ongeacht die kansen.’
‘Hetzelfde met iemand die een hartstilstand krijgt buiten een ziekenhuis. De kans dat je dan na een opname nog levend buitenwandelt, is tien procent. Heel weinig dus. Maar toch gaan ze zo iemand niet laten liggen. Hier redeneren we ook zo voor baby’s: ongeacht hun kansen gaan we na of zo’n kind gered kan worden. We trekken geen ondergrens. En dan blijkt 22 weken een natuurlijke ondergrens te zijn.’
‘Andere ziekenhuizen in Zweden hebben ons lang agressief genoemd, omdat we zulke jonge prematuren behandelen’, zegt Normann. ‘Maar wij vonden hen agressief. Zij gingen bij hun prematuren veel drastischer te werk, door ze veel meer te behandelen. Voor alle pasgeboren prematuren doen we hetzelfde: we geven ze eten, houden ze warm en helpen ze ademen. En vervolgens zetten we een stap terug. Het is dan aan de baby om al dan niet te overleven. Haalt hij het niet, dat bleek hij niet sterk genoeg. Haalt hij het wel, dan heeft hij zijn kans gegrepen. We boeken zulke goede resultaten – niet alleen goede overlevingskansen, maar ook minder problemen later in het leven – dat de andere Zweedse ziekenhuizen ons voorbeeld nu volgen. Op Stockholm na – waar de ondergrens op 23 weken ligt – worden nu overal in dit land baby’s van 22 weken behandeld. Door die ervaringen kunnen we bovendien nog veel beter zorgen voor prematuren van 25 weken.’
‘Iemand die buiten een ziekenhuis een hartstilstand krijgt heeft weinig overlevingskansen. Toch gaan ze zo iemand niet laten liggen. Hier redeneren we ook zo voor baby’s’ MATHIAS KJELLBERG Neonatoloog