Wijs ik mensen terecht als ze hun afval op straat gooien?
BRUSSEL I Het was nog vroeg die zondagochtend, halfacht of acht uur, en rustig op straat. Vanuit het slaapkamerraam zag ik hoe een vrouw haar hond uitliet. De hond deed zijn boodschap op de stoep, de vrouw haalde een zakje boven en ruimde alles op. Maar vervolgens zwierde ze dat zakje in de nette voortuin van de kerk. Het werd me te veel. Ik riep uit het raam dat je zoiets toch niet doet. Dat er in de wijk, AntwerpenNoord, al genoeg zwerfvuil en sluikstort ligt. De vrouw met de hond liep gehaast door.
Gemiddeld gooit elke inwoner van Vlaanderen jaarlijks 3,2 kilo aan sigarettenpeuken, blikjes en papiertjes op straat – wat ongeveer evenveel is als wat we gemiddeld wél in straatvuilbakken gooien. Driekwart van de Vlamingen ergert zich aan zwerfvuil. Onder hen de WestVlaamse provinciegouverneur Carl Decaluwé, die nu voor boetes voor zwerfvuil op de stranden pleit (DS 18 juli). Decaluwé noemt de strandgangers ‘een bende vuilaards’. Ook hem wordt het blijkbaar te veel.
Vermanend vingertje
Hoe zinvol is het om de ‘vuilaards’ terecht te wijzen als ze hun vuilnis op straat of op het strand achterlaten? Of werken opmerkingen met een opgeheven vingertje de verzuring in de hand?
Terechtwijzingen hebben iets heel paternalistisch, vindt professor Tim Smits, die aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de KU Leuven ‘persuasieve communicatie’ onderzoekt. Dat zijn boodschappen om anderen te overtuigen hun gedrag, intenties of overtuigingen aan te passen. ‘Je benadrukt vooral het slechte gedrag, niet het positieve. Bij bepaalde groepen werkt het als een rode lap op een stier. Die zullen de volgende keer hun afval met opzet in jouw voortuin gooien.’
Veel overheidscampagnes zijn volgens Smits in hetzelfde bedje ziek. Ze zijn vermanend en vertellen van bovenaf hoe burgers zich wel en niet horen te gedragen. Zo was er bijvoorbeeld een campagne van de Vlaamse overheid met de slogans ‘Wie een banaan op straat gooit, is een aap’, ‘Alleen een zak gooit zijn blik naast de vuilnisbak’ en ‘Wie een leeg flesje op het strand gooit, is een kwal’.
Olivier Beys, beleidsmedewerker circulaire economie bij de Bond Beter Leefmilieu, denkt dat maatregelen zo
Het mooie stadspark waar u wekelijks gaat joggen, lijkt soms een vuilnisbelt. Als u iemand die zijn afval achteloos weggooit op heterdaad betrapt, is de verleiding groot om hem bij de lurven te vatten. Maar heeft zo’n terechtwijziging zin?
als de invoering van statiegeld veel beter geschikt zijn om een mentaliteitswijziging teweeg te brengen. ‘Stel: je zit in het park met een paar blikjes drank en een zakje chips. De drempel om het lege zakje chips achter te laten, terwijl je je blikjes wél meeneemt, is hoog.’
‘Zo’n maatregel is een zachtere manier om het tij te keren. Ik geloof ook niet dat veel mensen bereid zouden zijn om anderen met de vinger te wijzen.’
Veeg voor je eigen deur
Als je terechtgewezen wordt door iemand anders, doet dat wel iets met je, zegt professor Smits. ‘Als je mensen persoonlijk aanspreekt over zwerfvuil, kan je iets bereiken. In een nette buurt heb je het meeste kans om het gedrag van de ander positief te beïnvloeden. De verbale boodschap strookt met het zichtbare resultaat van wat ook anderen doen. Het is er netjes, wat erop wijst dat niemand zijn afval op straat gooit.’
‘In een buurt waar daarentegen al veel zwerfvuil ligt, zal een terechtwijzing minder goed werken. Vergelijk het met een verkeersbord voor een snelheidslimiet van 50 kilometer per uur. Dat bord zegt iets anders dan wat je om je heen ziet gebeuren. De meeste bestuurders rijden minstens 50, niet hoogstens 50. Daarom ben je zelf niet geneigd om je aan de boodschap van het bord te houden en trager dan 50 kilometer per uur te rijden.’
Toch hoeven we niet stilzwijgend toe te kijken hoe buurten met zwerfvuil nog vuiler worden. Volgens Smits is het zinvol om zelf het goede voorbeeld te
‘Terechtwijzigingen werken soms als een rode lap op een stier. Sommigen zullen de volgende keer hun afval met opzet in jouw voortuin gooien’ TIM SMITS
Professor persuasieve communicatie
geven. Door zelf geen afval op straat te gooien, maar ook door de handen uit de mouwen te steken. ‘Als je er tijdens het poetsen van de buurt iets van zegt dat iemand zijn afval op straat gooit, is de boodschap geloofwaardig. Ze stemt overeen met het resultaat van wat je doet: een nette buurt creëren.’
‘Als burger kan je lokale besturen ook signaleren waar het probleem van zwerfvuil het grootst is, waar meer vuilnisbakken nodig zijn of waar ze vaak uitpuilen.’
Conclusie: Mensen aanspreken die hun afval op straat gooien, is niet de beste strategie om een mentaliteitswijziging teweeg te brengen – en zeker niet in buurten met veel zwerfvuil. Daarvoor is meer nodig. Voor je eigen huisdeur vegen, bijvoorbeeld.