Outsiders in Afrika
De ZuidAfrikaan Pieter Hugo is een van de interessantste hedendaagse fotografen. En stel dat u op reis gaat naar Portugal, dan hebt u geluk: daar is een stevig overzicht te zien van zijn werk.
Ergens in 2005 krijgt Pieter Hugo een foto doorgemaild, gemaakt met een gsm door een autoraam in Lagos, Nigeria. Daarop wandelt een groep mannen over straat met een vervaarlijk uitziende, gemuilkorfde hyena aan de ketting. Enkele dagen later verschijnt de foto in een ZuidAfrikaanse krant, die de mannen neerzet als bankrovers, bodyguards en drugdealers.
Via een bevriende journalist slaagt Hugo erin ze te traceren. Het blijkt om rondreizende speelmannen te gaan, die traditionele medicijnen verkopen. Ontevreden met de eerste foto’s die hij van hen maakt, keert hij twee jaar later terug om een diepere band te creëren. De reeks The hyena
& other men (20052007) zet hem internationaal op de kaart.
Naast lof oogst Hugo ook kritiek. Handelt hij niet uit exotisme door hen voor hem te laten poseren? Het is een stelling die hij met klem ontkent. Fotografie is inherent voyeuristisch, zegt Hugo. Het is de kracht van het medium, maar creëert ook problemen. De drang om te kijken moet worden geconfronteerd, vindt hij. Het zijn lessen die Hugo, die als fotojournalist begon maar moe werd van de stereotypering die hij overal zag, gaandeweg leerde.
Onbeantwoorde blik
In Looking aside (20032006), de oudste reeks in de tentoonstelling, portretteert hij mensen met albinisme. Omdat zij vaak gezichtsproblemen hebben, zag hij zijn blik zelden beantwoord, wat hem een ongemakkelijk gevoel bezorgde. Het zette hem aan om ook blinden en slechtzienden te betrekken, en zelfs ouderen, bij wie hij hetzelfde gevoel van ongemak ervoer. Hij stopte er ook een portret van zichzelf tussen, wat hij nog vaker zal doen. Hij is fotograaf en protagonist tegelijk, een symbolische vorm van identificering met zijn subjecten.
In Californian wildflowers (20142015), waarin hij daklozen in San Francisco fotografeert, valt het op hoe hij zich net niet excuseert voor de portretten waarvoor hij uitzonderlijk geen toestemming vroeg, ‘omdat ze vaak buiten zichzelf waren’. Opnieuw een onbeantwoorde blik. Hij wil van armoede geen spektakel maken, zegt hij, maar hij wil ook niet moraliseren. De beelden zijn hard en soms weinig flaterend, maar altijd heel menselijk.
Het merendeel van zijn projecten gaat over outsiders en marginale groepen. Hugo fotografeert aidsslachtoffers en honingverzamelaars. Hij bezoekt stortplaatsen van elektronisch afval, het ZuidAfrikaanse grensstadje Musina en de filmindustrie in Nigeria. In 2004, opnieuw na het zien van een foto in een krant, trekt hij naar Rwanda om er tien jaar na de genocide de nog altijd erg zichtbare restanten op onverbiddelijke wijze in beeld te brengen. Hoe moet een samenleving in godsnaam met zo’n gruwel omgaan?
ZuidAfrika is een gebroken, schizofrene en problematische plek, schrijft Hugo bij Kin (20062013), zijn meest persoonlijke reeks, getriggerd door de nakende geboorte van een kind. Acht jaar werkte Hugo rond de notie van thuis en fotografeert hij vrienden en familie, maar ook zwervers en daklozen, op zoek naar wat mensen verbindt en wat hen van elkaar afstoot. Wat te doen als persoonlijke en collectieve geschiedenis met elkaar in conflict komen? In plaats van antwoorden vindt hij alleen nog meer vragen, nog grotere twijfels en nog meer onenigheid.
‘Afrika is mijn vaderland, maar ik ben blank’, vertelde Hugo in 2008, kort na zijn succes met de hyenamannen, aan The Guardian. ‘Ik voel me Afrikaan, maar vraag aan om het even wie in ZuidAfrika of ik een Afrikaan ben, en ze zullen bijna zeker “nee” zeggen. Ik pas niet in de sociale topografie van mijn land, en dat heeft sowieso mijn keuze om fotograaf te worden gevoed.’
Pieter Hugo – Between the devil and the deep blue sea Nog tot 7 oktober bij Museu Coleção Berardo, Lissabon ¨¨¨¨¨