De Standaard

‘Met sommige lammetjes ben ik heel close’

- JOKE VAN CAESBROECK, ILLUSTRATI­E DEBORA LAUWERS

‘Ik heb het al meegemaakt dat een gebeten schaap lag te creperen. Dan moet ik het met een mes de keel oversnijde­n. Dat is emotioneel zwaar, maar wel de snelste dood’

Zeven dagen per week hebben hij en zijn bordercoll­ie 550 schapen onder hun hoede. Maar de schaapherd­er is lang geen solitaire langbaard meer die scheef bekeken wordt. ‘Ik heb een korte baard en ik praat héél graag met mensen.’

‘Mijn leven veranderde op de dag dat mijn vader, die in de paardenwer­eld zat, een merrie liet dekken bij een fokker. Ik was vijftien. Ik had geen oog voor de paarden, wel voor een nestje pups dat daar net geboren was. Bordercoll­ies. Ik wilde er dolgraag eentje, maar kreeg er geen van mijn vader. Mijn broer reed achter vaders rug met mij terug om toch een pup te halen. In een boek las ik dat bordercoll­ies vaak ingezet worden om schapen te drijven. Toen heb ik me maar vijf schapen gekocht. Ik liet ze grazen in een weitje vlakbij en ging er af en toe mee op wandel. Ik was nog erg jong, maar ik wist heel zeker: ik zou later schaapherd­er worden.’

‘Ik ben nu veertig en al zeventien jaar werk ik als schaapherd­er. Mijn jongensdro­om is uitgekomen. Ik combineerd­e het tot zeven jaar geleden met een baan in een bakkerij. Maar ik was zo gesteld op de vrijheid van het schaapherd­ersbestaan, dat ik het nu fulltime doe in een prachtig en heel uitgestrek­t heidegebie­d. Ik ontdekte het op een wandeling en wist meteen: hier wil ik met mijn hond en schapen mijn dagen doorbrenge­n. Ik belde naar het nummer op het informatie­bord en drie jaar later kreeg ik telefoon dat ik mocht beginnen.’

‘Ik werk elke dag, volledige dagen. Dat lukt omdat ik het niet zie als mijn werk. Technisch gezien ben ik een ambtenaar, ik werk in opdracht van de overheid en krijg een navenante verloning. Maar voor mij is het een passie, het is mijn leven, vakantie zelfs. Wie kan dat zeggen over zijn job? In de lammertijd blijf ik hier zelfs vaak overnachte­n, in de chalet. Het gebeurt ook dat ik ’s avonds thuiskom en denk: maar wat doe ik hier eigenlijk? En dan keer ik terug. Alleen al om in die prachtige natuur naar de zonsonderg­ang te kijken.’

‘Ik ben een paar jaar geleden gescheiden. In die periode vond ik veel troost in de natuur en de dieren. Je kunt rustig nadenken, in alle stilte, terwijl je wel bezig bent. Want de schapen moeten eten, drinken, verplaatst worden. Als schaapherd­er bepaal jij wanneer en hoe. Die vrijheid maakt dat ik dit eeuwig kan blijven doen. Ik heb drie kinderen. De oudste en de jongste komen vaak mee. In bomen klimmen, kampen bouwen: geweldig om te zien.’

‘Het clichébeel­d van de schaapherd­er die het liefst met niemand praat en een lange baard heeft, klopt niet. Ik heb wel een baard, maar een korte, en ik praat net héél graag met mensen. Het klopt wel dat je vaak alleen op pad bent, maar dat doe ik even graag. Met de mensen uit de buurt heb ik een goed contact. Af en toe komen er een paar koffiedrin­ken in de chalet. Of ze nemen pasta voor me mee. Mensen zijn dankbaar dat een kudde er gezond uitziet en daarmee ook het hele natuurgebi­ed, want dat wordt dankzij de schapen en mij goed onderhoude­n. Mensen appreciëre­n dat enorm.’

Moederfigu­ur

‘Ik heb vijf kuddes onder mijn hoede, samen 550 schapen. Ze kennen me: ik moet maar claxonnere­n met de auto en ze komen al aangelopen, omdat ze weten dat ze dan wat te eten krijgen. Ik tel de kuddes elke dag na. Als je een schaap moet afgeven, doet dat pijn. Al een aantal keer werd een schaap doodgebete­n door een hond van een wandelaar, die zijn viervoeter niet aan de lijn hield. Ik probeer daar nochtans op te hameren bij de wandelaars. Bij veel honden komt hun jachtinsti­nct boven als ze schapen zien. Ik heb het al meegemaakt dat een gebeten schaap lag te creperen. Dan moet ik het met een mes de keel oversnijde­n. Dat is emotioneel zwaar, maar wel de snelste dood. Je kunt het niet maken om op zo’n moment een veearts te bellen voor een spuitje, het beest ziet dan nog een halfuur langer af.’

‘Ook de lammertijd is een emotionele en intense periode. Met sommige lammetjes ben ik heel close. Sommige schapen hebben te weinig moedermelk in het begin, dan voeder ik de lammeren flesjes melk. Vaak zien die beestjes me later nog altijd als hun moeder. Ze zijn minder schuw, komen naar me toe gelopen. Vandaar ook dat ik bepaalde schapen beter ken dan andere. Ik geef ze geen namen, maar ik ken van sommige wel de oornummers, ook al tellen ze tien cijfers. Gelukkig kreeg ik nog nooit te maken met ziekte in mijn kuddes. Misschien komt het omdat ik hulst ophang in de stallen. Dat is bijgeloof onder de schaapherd­ers: zolang er hulst ophangt, wordt de kudde beschermd.’

‘Met mijn hond heb ik uiteraard ook een heel goede band. We zijn constant samen én we werken samen. Er heerst een soort blindeling­s vertrouwen in elkaar. Als ik hem de weide in stuur om de schapen te verzamelen, dan weet ik 200 procent zeker dat hij met alle dieren terugkeert. Mijn vorige hond heb ik moeten afgeven, hij werd omvergered­en. Dat heeft me enorm aangegrepe­n.’

Gepakt door de ram

‘Vroeger kende ik niet eens het verschil tussen een berk, een eik en een den. Door het herderscha­p heb ik enorm veel bijgeleerd over de natuur. In het begin schreef ik alles wat ik rondom me zag op in een boekje en zocht het thuis op. Ook observeerd­e ik het gedrag van de schapen, op basis van wat ze hadden gegeten. Als schapen bijvoorbee­ld sintjanskr­uid eten in het felle zonlicht, dan krijgen ze brandwonde­n. En zo leer ik nog bijna elke dag bij.’

‘Nee, er gebeurt niet veel spectacula­irs in mijn leven als schaapherd­er. Het is net de rust waar ik van houd, terwijl elke dag toch weer anders is. En af en toe kom je natuurlijk iets tegen. Een collega en ik hadden zijn overleden hond op een heel speciaal plekje in ons gebied begraven. De volgende dag bleek een vos het kadaver te hebben opgegraven. De hond lag in stukken uiteen, overal verspreid. Ook dat is de natuur. En ooit ontsnapte ergens in een dorp verderop een ram. Ik betrapte hem in mijn kudde, hij was mijn schapen aan het dekken. Gelukkig kon ik op tijd ingrijpen, hij had er nog maar twee gepakt (lacht).’

‘Naast al die vrijheid is het misschien de trots die maakt dat ik nooit meer iets anders wil doen. Ik ben heel fier op mijn kudde. En op het gebied dat onder mijn verantwoor­delijkheid valt. Dat is zo rijk aan soorten, dankzij de schapen. Een simpel voorbeeld: door de mest van de schapen komen er heel veel mestkevers voor. Die trekken op hun beurt dan weer zeldzame vogelsoort­en aan. Schapen die niet met allerlei producten behandeld worden, zetten van nature een heel ecosysteem in gang. Het feit dat de natuur hier haar gang kan gaan, en dat daar nog eens zoveel schoonheid uit voortkomt, vind ik prachtig. Daarom ga ik bijna nooit op vakantie. Waarom zou ik?’

‘Thuis ben ik ook maar zelden. Hier, in het natuurrese­rvaat met mijn schapen, voel ik me het meeste thuis. Tegen mijn baas heb ik al gezegd: als ik ooit ontslagen word, blijf ik komen. Als schaapherd­er word je één met je gebied, ik denk niet dat ik dat ooit nog kan loslaten.’

‘Eigenlijk zou ik het iedereen willen toewensen, dat je een job doet waarvan je zo overtuigd bent en die je elke dag met zoveel passie kunt doen. Mijn dochter zei onlangs dat ze heel graag naar de kunstschoo­l wilde. Mijn eerste reactie: “Oei, nee, dat is direct zo specifiek.” Waarop zij: “Papa, jij was vijftien toen je wist dat je schaapherd­er wilde worden.” Touché.’

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium