Overdreven eerlijkheid
Als ik mijn stukjes over het vaderschap herlees, dan vind ik mezelf nogal klagerig. Dat vond u vast ook. ‘Een vakantie met baby? Wat dacht je van vluchten voor de oorlog met een baby, zeikerd?’ Daar hebt u een punt.
Laatst ging ik op bezoek bij een vriend die onlangs vader is geworden, in de hoop dat we ellendige verhalen zouden uitwisselen. Hij reageerde echter broodnuchter. ‘Mijn leven is eigenlijk helemaal niet zo anders’, zei hij. ‘Er is iemand bij gekomen, natuurlijk, maar dat is het dan ook.’ Toen ik doorvroeg, bleek dat zijn vriendin en hij net zulke ervaringen hadden gehad als wij – een huilende baby in een vol restaurant, een moeizame vakantie – en toch gebruikte hij bij deze herinneringen geen enkele keer woorden als ‘rampzalig’, ‘stressvol’ of ‘de hel’. Hij was kalm en relativerend.
En doodsaai.
Een van de redenen waarom ik graag het negatieve van een ervaring benadruk, is dat daar vaak de grap of de spanning van een goed verhaal zit. Een probleemloze vakantiemetbaby is samen te vatten in een zin als: ‘Ach ja, het was wel leuk.’ Daarbij val ik direct in slaap (ik val tegenwoordig sowieso snel in slaap, ik heb meer dan ooit goede verhalen nodig om te overleven). Bovendien geloof ik erin dat eerlijkheid over dit soort belangrijke levensfasen ons kan helpen om ze beter te doorstaan. Niemand vertelt je bijvoorbeeld dat 75 procent van de ouders met kinderen onder de vier jaar de afgelopen twee maanden geveld is geweest door de griep (bron: CBS). Ah, denk je dan, het is dus heel normaal dat ik me al maanden van infectie naar infectie sleep.
Maar je kunt die eerlijkheid ook overdrijven. Als je graag over tekortkomingen vertelt, liggen klagerigheid en melodrama al snel op de loer, zeker in combinatie met die fysieke instabiliteit. Voor je het weet creëer je je eigen ellende, door van tevoren al te wanhopen, of het pessimisme lekker uit te smeren: ‘Ah nee, zul je zien dat hij in de taxi keihard gaat huilen.’ ‘Aiaiai, dit is de meest verschrikkelijke picknick ooit.’ Wat dat betreft is de instelling van mijn vriend veel beter.
Het is ook heel moeilijk om te beschrijven hoe mooi het ouderschap is. Juist omdat een baby zich niet gedraagt volgens de wetten van het verhaal: hij snapt nog niet eens de volgorde van een simpele blokkentoren, laat staan het schema introductiemiddenstukslot. De ontroering over je kind zit ’m in blikken, geluidjes, momenten. Een intimiteit die ik als geboren cynicus, toegegeven, soms ook gênant vind om te beschrijven. Als we met ons drieën uitbundig dansen op een nummer van Kendrick Lamar, bijvoorbeeld, terwijl hij kraait van plezier. Als hij intens tevreden zit te smikkelen van een stukje mozzarella. Of gewoon, als hij volop zit te kletsen in de kinderwagen. Zijn ogen.
Geloof me: op zulke momenten ben ik juist één met dat intense geluk, dat zich nergens mee laat vergelijken, misschien wel juist dankzij die diepe dalen. Opeens begrijp ik het leven pas echt. Het leven! Daar kún je toch niet nuchter over zijn?