Een cursus alleen zijn
Het wereldsucces van De acht bergen inspireert de Nederlandse uitgever om ouder werk van de Italiaan Paolo Cognetti te vertalen. Maar De buitenjongen is maar een opwarmertje.
Ruimte, stilte en rust worden met de dag schaarser. Hoe drukker, dichter bevolkt en onoverzichtelijker de beschaafde wereld wordt, des te groter de aantrekkingskracht van de ongerepte natuur. Dat verklaart ongetwijfeld het toenemende succes van schrijvers als Paolo Cognetti. De Italiaanse auteur en documentairemaker maakte zijn liefde voor de Alpen wereldkundig in De acht bergen. De roman, die zijn internationale doorbraak betekende, lag nog niet in de Italiaanse boekhandels of een dertigtal landen hadden de vertaalrechten al gekocht. Het boek werd bekroond met de prestigieuze Premio Strega en de Franse Prix Médicis étranger 2017 en was een jaar lang niet uit de bestsellerslijsten weg te slaan.
Omdat een uitgever het ijzer nu eenmaal moet smeden als het heet is, werd ook de voorloper van die onverbiddelijke succesroman voor het Nederlandstalige pu
bliek ontsloten. De buitenjongen, uit 2013, is het journaal dat de auteur bijhield tijdens zijn maandenlange verblijf in een almhut in de NoordItaliaanse bergen. De dagboekschrijver wordt gedreven door een hang naar vrijheid en afzondering, er is sprake van geslaagde vriendschappen en een minder geslaagde vaderzoonrelatie, en de natuur vertolkt eens te meer de glansrol. Zijn fans zullen zich dus zeker niet bekocht voelen. Alleen hebben we hier te maken met een egodocument, met ruw materiaal dat nog niet door de fictionele filter is gegaan.
Koeien en hooibalen
Als dertiger verruilde Cognetti zijn bedompte appartement in Milaan voor de gezonde berglucht van de Valle d’Aosta, in de hoop een depressie en een writer’s block te overwinnen. Hoog en droog op de plek waar hij als kind eindeloze zomervakanties doorbracht, ging de stadsmens op zoek naar de buitenjongen die hij ooit was. De nieuwbakken bergbewoner hield zich onledig met verkenningstochten, het aanleggen van een houtvoorraad en het schoffelen in een moestuin, verbroederde met gemzen en steenbokken, leerde koeien melken en hooibalen maken, maar bleek als heremiet geen knip voor zijn neus waard. ‘Ik had niet geleerd alleen te zijn, wat toch het enige ware doel is van het kluizenaarsbestaan’, verzucht hij.
Met Rigoni, de eigenaar van zijn hut, praatte hij over boeken, en met de herder Gabriele over vroeger, toen alles beter was. In de zomer, wanneer toeristen de almen onveilig maken, zocht de auteur het hogerop. Acht maanden na zijn aankomst, in de herfst, verliet hij zijn toevluchtsoord, een depressie armer en een gesjeesde herdershond rijker.
Mannen in crisis
Een stadsmens die de beschaving ontvlucht om zich maandenlang af te zonderen in een optrekje in de wildernis, waar hebben we dat nog meer gehoord? Juist ja, bij Sylvain Tesson, de Franse schrijver die het een half jaar uitzong in een blokhut op de taiga en daar in Zes maanden in de Siberische wouden verslag van uitbracht, en die dat op zijn beurt van zijn voorgangers had afgekeken. Cognetti haalt de mosterd bij Henry David Thoreau, de auteur van Walden, en de negentiendeeeuwse geograaf en anarchist Elisée Reclus, maar is vooral gefascineerd door Into the wild van Jon Krakauer, het waargebeurde verhaal van Christopher McCandless, die een weinig benijdenswaardige hongerdood stierf in Alaska. In de Valle d’Aosta valt het qua wildernis gelukkig nogal mee, want het landschap is er sinds de nacht der tijden door de mens geboetseerd.
Tot Cognetti’s stomme verbazing werd De buitenjongen vooral gesmaakt door mannelijke lezers, terwijl zijn publiek tot dan toe overwegend uit vrouwen bestond. Mogelijk zagen ze dit journaal als een soort zelfhulpboek voor mannen die zich geen raad weten met hun mannelijkheid, vanwege de crisis waarin mannen zich zogenaamd bevinden. Dat zou zomaar eens kunnen, want in de Alpen van Cognetti wemelt het van zwijgzame kerels die traditioneel mannenwerk verrichten, stoere mannenvriendschappen sluiten en hun dagen vullen met stoere mannendingen. Vrouwen zijn in dat onherbergzame landschap met een kaarsje te zoeken.
Nieuw is het natuurlijk allemaal niet, de liefde voor de natuur en de afkeer van de beschaving. Sinds JeanJacques Rousseau hebben wel meer mensen de bewoonde wereld de rug toegekeerd. Paolo Cognetti is uit hetzelfde mensenschuwe hout gesneden. Zijn soortgenoten beschouwt hij als ‘een nijvere, schadelijke soort, geheel gericht op eroderen, platgooien, koloniseren’. In natuurbeschrijvingen kent hij zijn gelijke niet en hij heeft een arendsoog voor details, maar zijn ingetogen stijl is aan de brave kant. De schrijver noemt Sylvain Tesson ‘een verre zielsverwant’, maar mist de ironie, de scherpte en de puntige formuleringen van zijn Franse collega. De buitenjongen heeft een gezonde blos op de wangen, het boek ademt robuustheid en sereniteit, maar is hooguit een opwarmertje voor het echte werk. Goed om even een frisse neus te halen in de bergen.
In de Alpen van Cognetti wemelt het van zwijgzame kerels die traditioneel mannenwerk verrichten, stoere mannenvriendschappen sluiten en hun dagen vullen met stoere mannendingen