Een gehelmde vrouw
Zou Mia Doornaert er nog zin in hebben, na de heisa rond haar benoeming tot voorzitter van het VFL (DS 26 juli)? Ik hoop van wel. Want niet elke schrijver ontwaart in deze benoeming een rechtspolitiek manoeuvre. Ik in elk geval niet en ik maak me sterk dat ik daarin niet alleen sta. Dat ze is voorgedragen door de NVA, maakt van de belgiciste Mia Doornaert nog geen partijpion. Net zomin als haar voorganger, de hoogst aimabele Jos Geysels, een pion van wie dan ook was, hoewel hij een veel uitgesprokener politiek verleden had. En nu kunnen we nog oeverloos doorzagen over procedurekwesties, maar dat is niet waar het in deze discussie om gaat.
Het punt is dat Doornaert in columns en interviews weleens meningen ten beste geeft die niet stroken met wat de linksprogressieve goegemeente acceptabel vindt. Et alors? Ik vind dat een interessante zaak. Het zou het beeld kunnen bijstellen van de literaire wereld als een homogeen blok van immer welmenende wereldverbeteraars en moraalridders. Er bevinden zich onder ons schrijvers ook amorele estheten en pessimisten, principieel onprincipiëlen, cynici en nihilisten, en die schrijven daarom niet noodzakelijk slechter. Evenmin cultiveren ze een imago dat hen verplicht aanstoot te nemen aan de soms vinnige, dwarse maar altijd eerbare argumenten van Doornaert. Dat doe ik alvast niet, groot liefhebber van ware diversiteit als ik ben.
Maar sommige van mijn collega’s, misschien wel minder verdraagzame voorvechters van de verdraagzaamheid dan ze denken te zijn, willen absoluut een stok om Doornaert mee te slaan. De laatste wending in het debat is dat ze niet voldoende afstand en objectiviteit toonde toen ze een auteur lik op stuk gaf nadat die haar van racisme had beschuldigd. Ze noemde hem ‘een marginaal mannetje’. Mocht niet, volgens haar tegenstanders. Op zo’n ‘akkefietje’ had ze met meer distantie moeten reageren, heet het. Hier begrijp ik mijn collega’s niet. Akkefietje? Misschien moeten sommige linkse wijsvingertjes eens leren dat de meesten onder ons racisme een gore zaak vinden en dat het bijgevolg ook goor is er anderen lichtzinnig van te beschuldigen. Ik zie niet in waarom iemand, voorzitter van het VFL of niet, zoiets over zijn kant zou moeten laten gaan. Hard zal het wel zijn aangekomen, dat ‘marginale mannetje’, zeker bij iemand die nogal grootsprakerig aankondigt uit het VFL te zullen stappen, terwijl hij er niet eens in zit. Maar goed, wie met drek begint te gooien, hoeft geen aaitjes te verwachten.
Hoe dan ook, diegenen die naar aanleiding van dat incident hun vooroordelen bevestigd zien en als zelfbenoemde bestuursleden Doornaert ongeschikt verklaren voor de job, spreken zeker niet in naam van alle schrijvers. Ikzelf zie Doornaert als voorzitter van het VFL helemaal zitten. Een dame met pit en stijl en liefde voor taal. Een gehelmde vrouw en bovendien een barones! Wie weet wat voor deuren zo’n adellijke titel nog opent, vooral in het buitenland. En als daar deuren opengaan, staan we natuurlijk allemaal, voor én tegenstanders, te dringen om naar binnen te kunnen.
Er bevinden zich onder ons schrijvers ook amorele estheten en pessimisten, principieel onprincipiëlen, cynici en nihilisten, en die schrijven daarom niet noodzakelijk slechter