De Standaard

De (war)taal van de buik

-

Populisten scoren omdat ze een gemakzucht­ig discours hanteren. JAN T’SAS leert uit onderzoek dat de kwaliteit van een gesprek bepalend is voor het denken. En vooral: jong geleerd is oude gedaan.

‘We willen rechtspopu­listische partijen in Europa verenigen rond gemeenscha­ppelijke waarden en het volk bevrijden van het heersende politieke establishm­ent’ (DS 28 juli). Dat is de missie van The Movement, een initiatief van de Belgische advocaat Mischaël Modrikamen en Steve Bannon, exadviseur van Donald Trump. The Movement zwaait onder meer met de Brexit en de verkiezing van Trump als tekenen van uiting van ‘de volkswil’ en van misnoegdhe­id over het politieke establishm­ent. Op dat buikgevoel van ‘het volk’ wil The Movement inspelen. Maar de taal van buikgevoel is vaak eerder emotioneel dan rationeel en jammer genoeg spreken ook politici vaak buiktaal, zeker in de media: liever op elkaar inhakken en stemming maken dan op een rationele manier de democratie bedrijven. En dan verbaasd zijn dat steeds meer burgers ook liever hun buik laten spreken.

Je hebt gesprekken en je hebt gesprekken

De voorbije jaren heb ik mij voor mijn doctoraats­onderzoek intensief beziggehou­den met de vraag hoe mensen met elkaar praten als ze samen een probleem moeten behandelen. In navolging van Britse studies kunnen we drie soorten gesprekken onderschei­den. De eerste gespreksso­ort is cumulatief: ideeën en meningen worden op elkaar gegooid zonder dat er kritisch op gereageerd wordt, men is het snel eens met elkaar, iedereen mag zijn zegje doen, en als er al een conclusie komt, dan is die zelden doordacht. De tweede gespreksso­ort is competitie­f: de deelnemers willen het hoge woord voeren, luisteren niet actief naar elkaar, onderbreke­n elkaar geregeld, geven weinig (kwaliteits­volle of gepaste) argumenten en negeren tegenargum­enten, een consensus komt er zelden of nooit. Dat beide gespreksvo­rmen weinig constructi­ef zijn en inhoudelij­k niet zoveel opleveren, zal niemand verwondere­n.

Gelukkig is er nog een derde gespreksso­ort, het exploratie­ve gesprek. Dat beantwoord­t aan zeven basisregel­s: actief naar elkaar luisteren, elke deelnemer aanmoedige­n om zijn mening te geven, respect hebben voor elke mening, elk idee in overweging nemen, vragen naar argumenten bij beweringen (waaromvrag­en stellen), tegenargum­enten formuleren en naar een consensus streven. Intussen hebben ook tientallen internatio­nale studies bewezen dat exploratie­ve gesprekken inhoudelij­k het meest opleveren en dat hier uit de beste oplossinge­n voor problemen voortkomen.

De Zevende Dag, bijvoorbee­ld

De zeven basisregel­s van exploratie­ve gesprekken ogen eenvoudig en logisch, maar we worden er niet mee geboren. Bovendien worden ze ook niet als een samenhange­nd geheel in onze scholen aangeleerd. Het gevolg daarvan is dat een kind vaak impliciet eigen gespreksre­gels vormt, hoe onvolkomen of zelfs contraprod­uctief die ook mogen zijn. En van wie krijgt het daarvoor inspiratie? Van de directe omgeving en van de media. Dat kan best meevallen, bijvoorbee­ld als er thuis gespreksre­gels zijn of als leraren er systematis­ch aandacht aan besteden. Maar helaas is dat geen certitude. Zo weten we van de Britse onderzoeke­r Neil Mercer dat sommige kinderen uit pure armoede ‘leerden’ discussiër­en naar het voorbeeld van deelnemers aan televisied­ebatten. Ik laat het aan uw interpreta­tie over om dat al of niet goede voorbeelde­n te vinden, maar van de onderbreek­cultuur in pakweg De Zevende Dag word ik niet vrolijk. Met dit inzicht de politieke taal observeren­d, vrees ik dat de burger ongezond vaak geconfront­eerd wordt met een competitie­f discours en dat gaat overnemen: het doet er niet toe wat ik beweer, zolang ik maar win.

Als kinderen het kunnen?

Wat we nodig hebben, is een revival van het rationele, democratis­che denken waarin elke mening recht heeft op bestaan. Dat uit zich via taal. In het experiment dat deel uitmaakte van mijn onderzoek, hebben leraren kinderen van elf en twaalf jaar exploratie­f leren praten met elkaar. Vervolgens hebben zij dat wekenlang ingeoefend binnen diverse leergebied­en. De resultaten mochten er wezen. In drie maanden tijd heb ik groepjes leerlingen positief zien evolueren qua sociale vaardighed­en, taalvaardi­gheden, argumentat­ievaardigh­eden. Leerlingen die bij de start van het experiment ruzieden en elkaar haast van hun stoel duwden, voerden drie maanden later rustig rationele discussies met elkaar. Ik zag hun probleemop­lossend vermogen toenemen, zowel in groep als individuee­l. Ik las de transcript­ies van hun gesprekken en vond daarin pareltjes van kritisch denken, tegen alle buikgevoel in.

We weten van eerder onderzoek dat deze effecten blijvend zijn, op voorwaarde dat ze goed onderwezen én onderhoude­n worden. We weten ook dat exploratie­f spreken culturele kloven helpt verkleinen. Exploratie­f spreken kan dan ook een tegengif zijn tegen ‘buiktaal’ en dus ook tegen bewegingen die op buikgevoel teren om zelf groot te worden. Frank Zappa zei: ‘Politiek is een spel van oude mannetjes die zo lang tegen elkaar brullen tot ze beginnen te hoesten.’ Geef hem ongelijk en ontwikkel een exploratie­f discours, ook op het publieke forum. Daarin gaat het niet om winnen, maar om, op een écht democratis­che manier, samen beslissen wat het beste is voor de samenlevin­g.

Sommige kinderen ‘leren’ uit armoede discussiër­en naar het voorbeeld van deelnemers aan televisied­ebatten

 ?? JAN T’SAS ?? Verbonden aan de faculteit sociale wetenschap­pen (UAntwerpen)
JAN T’SAS Verbonden aan de faculteit sociale wetenschap­pen (UAntwerpen)

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium