‘Nu ik ouder word, moet ik mezelf soms een duwtje geven’
‘Het was tijdens een wandelvakantie in groep, door de woestijn, dat ik besefte hoe belangrijk het is om je te onthechten en de eenvoud op te zoeken. In diezelfde periode had een van mijn vrienden, een fervente surfer, een kampeerbusje waarmee hij regelmatig op stap ging. En ik had het geluk er enkele weken mee op reis te kunnen, in mijn eentje.’
‘Intussen heb ik mijn eigen lichte camionette met achterin een comfortabele slaapruimte. Onder het bed liggen alle noodzakelijke dingen om eenvoudig te leven. Ik kan dus op gelijk welk moment naar eender waar vertrekken, dichtbij of ver weg en op mijn tempo. Dat is voor mij een heerlijke vrijheid.’
‘Nu ik ouder word, moet ik mezelf soms wel een duwtje geven om er alleen op uit te trekken. De eerste nacht voel ik me nooit helemaal veilig. Ik slaap dan in de buurt van mensen op wie ik in geval van nood zou kunnen terugvallen.’
‘Eenzaam voel ik me niet als ik zo reis, en ik kan me ook niet herinneren dat ik ooit heimwee heb gehad. Ik ben wel al bang geweest. Toen ik in een vreselijk onweer belandde, of toen ik ’s nachts op een verlaten parking sliep en plots wakker werd van twee dronken mannen die naast mijn auto aan het vechten waren. Toen ben ik stilletjes naar mijn stuur gekropen en in één ruk weggereden.’
‘Ik zorg ervoor dat mijn wagen altijd vol ligt met persoonlijke spulletjes, die me op een of andere manier geborgenheid geven. Foto’s van mijn familie – mijn dwarsliggers – mijn knutsel, schrijf en tekengerei en nog allerhande prullaria. Ik ben dus niet helemaal onthecht. Ik neem het minimum aan luxe mee om te kunnen genieten van mijn alleenzijn. “Waar ik ook ga, daar ben ik” is mijn reismotto, geïnspireerd op het boek van Jon KabatZinn, een van de grondleggers van mindfulness.’
‘Ooit ontmoette ik tijdens het zwemmen aan de Franse kust vier zeventigjarige vriendinnen, die zo dol waren op mijn busje dat ze me uitnodigden om mee te gaan eten. Bij het afscheid drukten ze me op het hart dat ik mijn manier van reizen zo lang mogelijk moest volhouden. Voor hen was het intussen te laat, vonden ze. Maar er zijn ook mensen die zich vragen stellen of bezorgd zijn. Mijn kinderen, bijvoorbeeld.’
‘Velen lijken te denken dat alleen zijn abnormaal is of zelfs akelig. Maar het geeft je net ruimte om te herbronnen. In de stilte van het alleenzijn sta ik meer in verbinding met mezelf en kan ik beter waarnemen. Als ik in gezelschap ben, gaat mijn aandacht vooral naar de andere. Ik heb zowel het alleenzijn als het samenzijn nodig om me gelukkig te voelen.’