‘Als je een hechte band met de natuur wilt, vertrek je beter alleen’
‘Nadat ik anderhalf jaar geleden mijn studie filosofie had afgerond, ben ik alleen naar Lapland gereisd om er drie maanden in een afgelegen hut te blijven. Het was een avontuur waar ik lang naartoe had geleefd. Als kind hoorde ik al over een kennis van mijn ouders die had rondgetrokken in Canada met een bel op zijn rug om de wilde dieren op afstand te houden: waw, wat was dat! Later raakte ik onder de indruk van Chris McCandless, de Amerikaanse student die zich terugtrok in Alaska en over wie de film Into the wild is gemaakt. En als student las ik Zes maanden in de Siberische wouden
van Sylvain Tesson, die een halfjaar in een onherbergzame hut aan het Baikalmeer ging wonen. Zo wil ik het ook doen, dacht ik. Tesson trok zich niet zomaar terug in de wildernis, hij nam ook boeken mee, wilde zich geestelijk voeden. Later voelde ik wel wat weerstand bij de enorme drankvoorraad die hij meenam. Blijkbaar goot hij zich vol wanneer hij zich alleen voelde. Dat was niet mijn plan.’
‘Zodra ik mijn diploma had behaald, begon ik te zoeken naar een afgelegen hut zonder stromend water of elektriciteit: niet evident op het internet. Uiteindelijk vond ik via een Finse natuurvereniging een exmilitair die een hut had gebouwd in Lapland. Ze lag meer dan driehonderd kilometer boven de poolcirkel, het zou er behoorlijk koud worden. Maar het noorderlicht trok mij aan. Ik wilde dat er tegenover de soberheid van mijn afzondering wat natuurlijk spektakel zou staan. Daarom ging ik niet in op de suggestie van mijn ouders, die lieten vallen dat ik in Nederland toch ook ergens alleen zou kunnen zijn. Mijn familie zag mijn plan niet echt zitten.’
‘Om me voor te bereiden ging ik op cursus survivaltechnieken in de Ardennen en bekeek ik video’s over vissen, vis fileren en skitechnieken – ik zou op langlaufski’s bij mijn hut moeten geraken. Bovendien volgde ik een dieet om te verdikken, zodat ik tien kilo vetreserve had. Dat bleek niet overbodig: bij mijn terugkeer was ik twaalf kilo kwijt.’
‘Ik ben in februari naar Lapland vertrokken. Ik had een gsm bij me voor noodgevallen, maar de enige keer dat ik naar huis belde, was om te laten weten dat ik goed en wel was aangekomen.’
‘Alleenzijn was voor mij niet het doel op zich: ik wilde een heel dichte relatie hebben met de natuur. Het leek me noodzakelijk om dat alleen te doen, omdat ik dan minder afgeleid zou zijn van de omgeving. Bovendien was ik benieuwd wat er met mij zou gebeuren als ik me in mijn afzondering ging vervelen. Maar dat is in die drie maanden geen enkele keer gebeurd. Ik heb me ook nooit eenzaam gevoeld, wel alleen. Dat is een belangrijk verschil. De ultieme eenzaamheid voel ik net als ik wél mensen rond me heb, maar geen aansluiting vind bij hen. Ik was ervoor gewaarschuwd dat ik mezelf zou tegenkomen, maar er is niets in die zin gebeurd. Alleenzijn was voor mij helemaal niet zo confronterend als vaak wordt gedacht.’
‘Intussen ben ik nog eens teruggekeerd naar Lapland om er drie weken rond te trekken met een tent, ook weer alleen. Maar ik wil de afzondering niet verheerlijken. Ik mis heel waardevolle dingen als ik alleen ben, zoals schoonheid delen en vooral samen lachen. “Happiness is only real when shared”, noteert Chris
McCandless in Into the wild. Geluk is inderdaad anders wanneer je het kunt delen. Maar ik heb in mijn afzondering ook gelukkige momenten gekend.’