De Standaard

HET EINDE

- Opgetekend door Katrien Steyaert

‘Toen ik een jaar of zestien was, lag ik in mijn slaapzak naast het bed van een goede vriend. Hij was een beetje een getroeblee­rde jongen die kort voordien heel religieus was geworden nadat hij naar eigen zeggen een conversati­e met Jezus had gehad. Midden in de nacht schudde hij me wakker om te zeggen hoe bezorgd hij om mij was. Ik was een atheïst, net als mijn moeder, en dus zou ik volgens die vriend naar de hel gaan. “Beeld je de ergste situatie in die je kunt bedenken”, zei hij. “Doe die maal een miljoen en daarin moet je voor eeuwig blijven.” Nachten heb ik daarna wakker gelegen, extreem bang om te sterven en overtuigd dat ik moest proberen te geloven in God. Maar wat ik ook deed, het lukte niet.’

‘Mijn cynische kant heeft religie altijd gezien als een slim businesspl­an dat mensen wil overtuigen van een zogenaamde waarheid over leven en dood. Maar niemand kent die, dus ik kon er nooit voor zwichten. Tegelijk ben ik lichtjes ontgoochel­d in mezelf dat ik alleen kan geloven in literatuur en muziek, maar niet in een hogere macht of toekomstvi­sie. Dat had me troost kunnen bieden.’

‘Ik heb de wereld altijd al een puinhoop gevonden, onder meer omdat ik geen stabiele, warme thuis heb gekend. Als tiener besliste ik dat ik, zoals in de films, een meisje zou vinden dat al mijn pijn zou wegnemen. Op mijn negentiend­e werd ik inderdaad smoorverli­efd. Na drie weken woonden we al samen en ik geloofde dat ik nooit meer aan de dood of de duivel zou moeten denken. Toen we drie jaar later uit elkaar gingen, was mijn hart zo gebroken dat de duisternis me te pakken kreeg.’

‘Tot mijn zesentwint­igste was ik depressief. Ik had geen veilige haven, ik was en kon niets opmerkelij­ks en blijkbaar kon zelfs de liefde me niet redden. Elke dag dacht ik aan hoe ik eigenlijk wilde opgeven. Een paar keer deed ik dat ook bijna, maar er was iets wat me altijd terug naar het leven trok, waarschijn­lijk de simpele hoop dat de zaken ooit ten goede zouden keren. Wat me definitief van de donkerte genas, was de zelfmoord van een vriend. Dat was zo verschrikk­elijk en intriest dat ik jarenlang de dood uit mijn gedachten kon bannen. Er stond bijna een muur rond mijn hart. Zelfs toen mijn grootouder­s stierven, hield dat me niet zwaar bezig.’

‘Eens mijn band, Richmond Fontaine, goed begon te draaien, wilde ik al helemaal niet meer sterven. Omdat ik eindelijk een soort familie had opgebouwd en iets had gevonden waarmee ik me kon verbinden, deed ik er alles aan om te blijven leven, zoals ’s nachts naast de chauffeur zitten om te beletten dat die in slaap viel.’

‘Met boeken was het hetzelfde. Geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht dat iemand ze zou lezen, maar het schrijfpro­ces, mogen verdwijnen in een verhaal, gaf me zoveel voldoening dat ik beter voor mezelf ging zorgen. Ik ging niet meer zo vaak uit en meed voortaan gevaarlijk­e types. Ik wist de onbehaagli­jkheid die ik al voelde sinds mijn jeugd te ontwijken. Waarom de duisternis rond mijn veertigste dan toch opnieuw toesloeg, weet ik nog altijd niet precies. Ik zakte opnieuw in de modder van de schijnbare zinlooshei­d van ons bestaan en geraakte weer verslaafd aan doodsgedac­hten. En weer waren het verhalen die me redden. Ze gingen over mensen die net als ik worstelden, maar ik kon hen redden of op z’n minst bijstaan. Dat brak de ban.’

‘Vandaag maak ik me minder zorgen om mijn dood dan om mijn oude dag. In Amerika is dat een dure zaak. Ik vraag me vertwijfel­d af of ik niet zal eindigen als een arme stakker die in zijn auto leeft. Ik wil vooral niemand tot last worden, zelfs mijn vrouw niet. Wellicht is het daarom dat ik geen begrafenis hoef, net zoals mijn moeder. Ze vond dat ze maar een heel gewoon iemand was geweest, een kleine stip in dit enorme bestaan, en daarin geef ik haar gelijk. Ik zou het zelfs oké vinden mocht op een dag elk spoor van mij verdwijnen.’

‘Met mijn literaire of muzikale erfenis ben ik totaal niet bezig. Het idee alleen al maakt me misselijk omdat het van zo weinig nederighei­d getuigt. Het enige sentimente­le dat ik mezelf heb toegestaan is een testament schrijven waarin ik de wens uit dat iemand mijn as naar een braakligge­nd terrein in de ruigste buurt van Reno brengt. De treurighei­d en de schoonheid ervan troostten me vroeger enorm. De dag dat ik er voor altijd deel van mag zijn, ben ik een gelukkig man.’

‘Weet je wanneer ik ook heel blij ben? In mijn dromen. Gezien mijn donkere geest heb ik verbazend gemakkelij­ke dromen, vol fun and good times. Het is in die geest dat ik mezelf als oude, zieke man een laatste verhaal op papier zie zetten. Daarin zou ik mezelf het gezelschap gunnen van Myrna Loy, die geweldige actrice. In The thin man speelt ze een rijke erfgename die haar man midden in de nacht wakker maakt gewoon om hem een cocktail te mixen. Wat een droommeisj­e! Haar foto hangt in mijn werkkamer.’

‘Mocht er een garantie bestaan dat ik na mijn dood elke avond met Myrna Loy en John Steinbeck naar Louis Armstrong mag gaan luisteren, ik zou vandaag nog een bank overvallen. Of mocht de eeuwigheid betekenen dat je mag verdwijnen in de pracht van een song, ik teken direct. In afwachting daarvan schrijf ik, want dan mag je ook een hoop schoonheid en troost bij elkaar dromen.’

‘Ik wil vooral niemand tot last worden, zelfs mijn vrouw niet. Wellicht is het daarom dat ik geen begrafenis hoef, net zoals mijn moeder’

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium