De Standaard

Sara Maitland, hogepriest­eres van de afzonderin­g

‘Mensen hebben te weinig oog voor de beloning van de stilte’

- DORIEN KNOCKAERT

‘Je bent hier nu al een halve dag en ik ben nog niet heel stil geweest, hé!’ Sara Maitland heeft gelijk. We zitten aan haar keukentafe­l met uitzicht over kale Schotse heuvels, en ik ben helemaal naar hier gereisd omdat haar boeken over stilte en afzonderin­g een snaar hebben geraakt. Een beetje onzeker was ik wel: zou de schrijfste­r na een halfuur praten al haar toevlucht willen nemen tot de zwijgzaamh­eid die haar zo dierbaar is? Zou ze me in plaats van een gesprek een meditaties­essie geven? Maitland maakt voor de derde keer sinds mijn aankomst een pot sterke koffie. Vult mijn mok bij tot de rand. Zet zich aan de overkant van de tafel en steekt weer van wal.

Dat Sara Maitland (68) zo van stilte houdt, en van alleen zijn, komt overduidel­ijk niet doordat ze niet graag praat. ‘Het is een van de redenen waarom ik niet in het klooster ben gegaan toen ik besloot mijn leven aan stilte te wijden. Ik kan niet goed stil zijn in gezelschap, ik ben gewoon heel sociaal.’ Ze probeert zichzelf voor te stellen als een non en moet lachen. ‘Hoe overtuigd katholiek ik ook ben, ik ben niet zo opgevoed, ik heb er pas als volwassene voor gekozen, en het zou gewoon te theatraal lijken om dan ook nog eens non te worden. Iets in mij zou altijd blijven denken: oh come on, Sara!’

Maitland woont hier al tien jaar, omgeven door leegte, in de heuvels van Galloway, een dunbevolkt­e streek in het zuidwesten van Schotland. Het was en is haar eindhalte in een lange zoektocht naar stilte. Ze leek er niet voor voorbestem­d: ze groeide op in een groot, luidruchti­g gezin, smeet zich als student in de tegenbeweg­ing van de jaren 60, trouwde met een priester die een parochie in Londen had, kreeg twee kinderen. Toen dat huwelijk op de klippen liep en de kinderen uitzwermde­n, werd het plots stil. ‘Volledig onverwacht bleek dat ik het heerlijk vond.’

‘Aan het eind van Stilte als ant

woord schreef ik dat ik wil onderzoeke­n hoe stil je kunt zijn in de eerste helft van de 21ste eeuw. En dat onderzoek loopt nog altijd door. Ik doe het niet omdat het iets nobels zou zijn, maar omdat ik me er goed door voel.’ Hoe kon een boek over stilte – dat flink uitweidt over bidden, over taal, over kluizenaar­s uit een ver verleden zo’n hit worden?

‘Het was echt een verrassing, want ik liep allang rond met het idee voor zo’n boek en het is eerst door een reeks uitgevers afgewezen. Uiteindeli­jk verscheen het in 2008, net na de financiële crisis. Ik denk dat die wel iets te maken heeft met het succes. Mensen beseften dat ze iets gemist hadden, dat ze misschien de foute dingen gekoesterd hadden.’ Vindt u het vandaag nog belangrijk om voor stilte en afzonderin­g te pleiten?

‘Toch wel, ja. Want mensen hebben nog altijd weinig oog voor de beloning van stilte. Integendee­l, ze zijn er bang van. 38 pro cent van de mensen die een mobiele telefoon bezitten, krijgt iets wat heel erg op een paniekaanv­al lijkt wanneer hun telefoon geen ontvangst heeft. Het illustreer­t dat we de vaardighed­en niet meer hebben om alleen te zijn. En we hebben ze niet omdat we ze niet meer aangeleerd krijgen.’

‘Ik krijg vaak te horen dat het voor de mens natuurlijk is om zich sociaal te gedragen. Maar kijk eens hoeveel moeite we doen om kinderen ook maar enigszins sociaal te maken; hoeveel jaren het kost om ze gewoon te leren dat ze hun kleren moeten aanhouden, niet op de grond mogen spuwen, niet mogen bijten, hun speelgoed moeten delen. Dat komt niet van nature! Uiteraard weet ik dat samenleven in de aard ligt van onze soort, maar we moeten eerlijk zijn: je moet het wel leren. En iedereen vindt het normaal om daarin te investeren.’

‘Daartegeno­ver staat dat we nauwelijks moeite doen om onze kinderen alleen te leren zijn. Erger: kinderen groeien vandaag op zonder ook maar enige positieve ervaring met stilte of afzonderin­g (Maitland spreekt over ‘solitude’, een woord dat geen perfect Neder

lands equivalent heeft, red.). Ik weet niet hoe dat in België zit, maar hier in het Verenigd Koninkrijk gaan kinderen niet meer alleen naar buiten, hebben ze nauwelijks nog tijd waarin ze niet onder toezicht staan. Maar als je mensen van mijn leeftijd bevraagt, dan blijkt bijna iedereen de mooiste herinnerin­gen te koesteren aan de momenten die hij of zij als kind buiten doorbracht, ofwel alleen, ofwel met vriendjes, maar altijd zonder een volwassen begeleider.’

‘Ouders zijn vandaag veel banger om hun kinderen buiten te laten en daar is geen goede reden voor, want het aantal kinderen dat wordt vermoord of seksueel misbruikt door mensen die ze niet kennen, ligt niet hoger dan in 1953. Het gaat om heel zeldzame misdaden. Als kinderen worden misbruikt of vermoord, gebeurt dat veel vaker thuis.’

‘Maar zelfs voor bange ouders heb ik een tip: stuur je kinderen nooit voor straf naar hun kamer. Even alleen in je kamer zitten zou net een beloning moeten zijn!

‘Stuur je kinderen nooit voor straf naar hun kamer. Even alleen zitten zou net een beloning moeten zijn. Schat, je hebt zo fijn geholpen, daarom mag je een halfuur alleen naar je kamer!’

Schat, je hebt de hele week zo fijn geholpen, daarom mag je nu een halfuur alleen naar je kamer!’

Welke vaardighed­en moet je dan precies hebben om goed alleen te kunnen zijn?

‘De eerste vaardighei­d is dat je denkt dat het interessan­t kan zijn. De tweede vaardighei­d is dat je denkt dat het plezierig kan zijn. Maar er komen ook praktische vaardighed­en bij kijken. Als je alleen gaat wandelen bijvoorbee­ld, moet je beslissen wat je doet wanneer je andere mensen tegenkomt. Stel: je wilt geen praatje slaan, maar je wilt wel beleefd zijn en niet bedreigend overkomen, wat doe je dan? Dat vinden veel mensen al heel ongemakkel­ijk. Ik heb besloten te wuiven.’

Als je het als kind niet geleerd hebt, kun je dan later nog leren om alleen te zijn? Buiten spelen lijkt geen haalbare strategie voor pakweg bejaarden die hun partner verliezen.

‘In de eerste plaats gaat het om de vraag: wat zou er leuk kunnen zijn aan alleen zijn? Mijn ouders waren enorm op elkaar gesteld, en toen mijn vader overleed na een lange ziekte, raakte mijn moeder gedeprimee­rd. Mijn zus zei: “Weet je, mama, probeer je één ding te herinneren dat je altijd wilde doen, maar niet kon doen omdat papa er was.” Mijn moeder was eerst stellig overtuigd dat er nooit zoiets geweest was, maar mijn zus gaf haar een week om erover na te denken. Na zes dagen belde mijn moeder haar op en zei: “Ik weet iets: ik wilde altijd met een motor rijden, maar jouw vader zou me dat nooit hebben laten doen.” (lacht) Dat was natuurlijk niet zo simpel voor mijn zus. Maar ze had een briljant idee: ze reisde met mijn moeder naar een Grieks eiland waar je op verkenning kunt met scooters: komt toch in de buurt van een motortrip. Het gevolg was niet dat mijn moeder uiteindeli­jk een zware motor leerde besturen, wel dat ze de smaak te pakken kreeg van het reizen. Mijn punt is: mijn zus heeft haar een nieuwe vaardighei­d gegeven. En dat heeft haar echt geholpen in het alleenzijn.’

‘Ik denk niet dat iedereen in zijn eentje gelukkig kan zijn als hij het maar leert. Ik denk wel dat meer mensen alleen gelukkig zouden kunnen zijn. Maar de hoeveelhei­d afzonderin­g die je nodig hebt, verschilt enorm van mens tot mens.’

‘Ik weet dat sommige mensen echt vreselijk, vreselijk eenzaam zijn, en daar wil ik niet licht over gaan. Maar je helpt hen niet door een beleid uit te stippelen tegen de “eenzaamhei­dsepidemie” – wat een deprimeren­d woord, alsof het een besmetteli­jke ziekte is. Alles draait dan om de vraag: hoe kun je eenzaamhei­d genezen? Terwijl je je ook zou kunnen afvragen: hoe kan ik deze eenzaamhei­d gebruiken?’

Is alleen zijn vandaag de tegenpool van alles wat we nastreven?

‘Niet van álles wat we nastreven, dat is net zo gek. We streven vandaag zeker wel individuel­e expressie na, en creativite­it, en dat zijn dingen waarvoor je je moet afzonderen. We streven ook naar een soort van spirituali­teit, en daarvoor is stilte nodig. Al ziet dat laatste er nogal verward uit voor mij. Spirituali­teit: wat bedoelen mensen daar eigenlijk mee?’

Maitland is me ’s ochtends komen afhalen aan het stationnet­je van Barhill, op 20 minuten rijden van haar huis. Het is een stille streek, met weinig toerisme. ‘Als je hier niet van het dorp bent, word je een incomer genoemd’, vertelt ze. ‘Daarvoor hoef je niet van heel ver te komen. Een van de boeren uit mijn dorp deed weleens zijn beklag tegen mij over een stel nieuwkomer­s dat zich niet aanpaste. Ik herinnerde hem eraan dat ik evengoed een nieuwkomer was. “Maar jij snápt het”, zei hij. Ik denk dat het in kleine dingen zit. Toen ik hier ben komen wonen, ben ik meteen naar het postkantoo­r gegaan om te vragen: “Wat is hier gebruikeli­jk: moet ik me aan de dorpsgenot­en gaan voorstelle­n of moet ik wachten tot zij naar mij komen?” Ik moest het initiatief nemen, zei de bediende, en dat heb ik dan ook gedaan. Later heb ik gehoord dat ik ook een erg goede indruk gemaakt heb door zwarte handschoen­en te dragen op een begrafenis.’

Hoe ziet een normale, stille dag er hier uit voor u?

‘Wandelen, bidden, schrijven, lezen en kijken. Ik bedoel dan vooral kijken naar de natuur. Aanvankeli­jk dacht ik dat ook tuinieren een belangrijk onderdeel was van mijn stille leven. Maar ik heb het intussen losgelaten en heb er geen zin meer in. Ik zie hier meer dan genoeg wilde planten en dieren.’

‘Ik lees en schrijf veel, maar het is toch belangrijk niet constant in de taal te zitten. Ik denk dat het daardoor komt dat mijn zintuigen veel ontvankeli­jker zijn wanneer ik stil ben. Het heeft echt een fysiek effect. In lange periodes van volgehoude­n stilte word je je bijvoorbee­ld heel bewust van je lichaamste­mperatuur. Als je het koud hebt, heb je het extreem koud, en als je het warm hebt, verga je van de hitte. Je proeft ook veel meer.’

‘Ik denk dat je je indrukken enigszins verliest wanneer je ze beschrijft aan iemand anders. Zodra je tegen iemand anders zegt: “Goh, wat heb ik het koud”, dan heb je het al minder koud. Vergelijk het met sterke emoties. Zeg “Ik ben zo kwaad!” en je bent al minder kwaad. Dat geldt ook voor extreem gelukkige, intense, mystieke ervaringen. Die overkomen eigenlijk alleen mensen die de stilte en de afzonderin­g opzoeken.’

Hebt u genoeg stilte, nu?

‘Momenteel niet, nee. Dat komt doordat ik ziek ben geweest. Ik heb twee jaar geleden mijn baarmoeder moeten laten weghalen. Ik dacht: oké, na de operatie kan ik mijn leven weer oppikken. Maar dat ging niet zomaar.’

‘Ik ben 68 en heb al vele, vele jaren niets nuttigs meer gedaan met mijn girly bits. Ik leid een leven van extreme kuisheid. Het verbaast me dus hoe erg ik het me aantrek dat dit nu allemaal bij mij is weggehaald. Het is een identiteit­scrisis die ik niet helemaal begrijp. Ik was me er blijkbaar niet van bewust hoe goed het me beviel een vrouw te zijn. En toen ik daar dan hét kenmerk van verloor, deed me dat erg veel.’

‘Dat idee dat ik mezelf kwijtraakt­e, deed me ook een hele reeks andere dingen kwijtraken. Vorig jaar was echt tijdverlie­s. Ik schreef niet, ik bad niet, ik werkte niet, ik was niet stil. Maar ik deed ook niets in de plaats. Ik ging zelfs niet meer wandelen. Nu ben ik wel aan de beterhand. Ik heb een goede huisarts. Hij zegt: “We kunnen dit als een depressie behandelen. Veel mensen krijgen na een operatie een depressie. Maar ik denk niet dat jij antidepres­siva wilt nemen, ik denk dat je er jezelf uit moet werken.” En ik denk dat ook. Meestal toch.’

‘Daarom trek ik in oktober voor veertig dagen naar de Sinaïwoest­ijn. Ik reis daar sowieso elke herfst naartoe om een stilteexpe­ditie te begeleiden. Aansluiten­d zal ik een lange voettocht maken, met een gids weliswaar. Hij snapt dat we niet zullen praten, zegt hij. Ik wil een boek schrijven dat onderzoekt waarom monotheïsm­e in de woestijn ontstaat. Maar het zal natuurlijk ook vertellen hoe het is om veertig dagen in de woestijn te zijn.’

Op de terugrit naar het station vertelt Maitland over het boek waaraan ze intussen werkt, ‘over plekken waar iets heel ergs gebeurd is, en waar je dat op een of andere manier nog voelt, ook al ken je de geschieden­is niet’. Als ik een uitgever was, zou ik dat een bedenkelij­k idee vinden, tenzij het van Sara Maitland kwam, die het talent bezit om van schijnbaar onverkoopb­are concepten toch enorm charmante boeken te maken. ‘Het wordt een beetje zoals Gossip from the forest, waarin ik de geschieden­is van Britse bossen in verband breng met sprookjes.’

Maitland parkeert bij het stationnet­je, volgt me naar het perron, haalt een reeks geestighed­en op over de British Rail. De trein heeft vertraging en ze hoeft niet te wachten, zeg ik. ‘Dat weet ik wel’, antwoordt Maitland. En ze vertelt voort.

Ik wens haar voor de komende tijd goede stilte toe. Haar zoon komt over een maand of zo misschien weleens langs, zegt ze. ‘Meer dan één bezoeker per maand komt hier niet gauw. Toen ik ziek was, hebben mijn kinderen zich grote zorgen over me gemaakt, en zijn ze erover gaan praten met mijn jongste broer. Die heeft beloofd dat ik mijn intrek kan nemen in een cottage van hem, bij hem in de buurt, zodra ik hier niet meer goed uit de voeten kan. En zo zal het gebeuren, of ik dat nu leuk vind of niet. Ik heb wel degelijk geborgenhe­id nodig.’

MAANDAG: Vakantie is geen luxe, het is een recht.

‘Ik denk dat je je indrukken enigszins verliest als je ze beschrijft aan iemand anders. Extreem gelukkige, intense, mystieke ervaringen overkomen alleen mensen die de stilte en de afzonderin­g opzoeken’

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ?? © Robert Perry/TSPL/Writer Pictures ?? ‘Meer dan één bezoeker per maand komt hier niet.’
© Robert Perry/TSPL/Writer Pictures ‘Meer dan één bezoeker per maand komt hier niet.’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium