De onontgonnen schoonheid van Koningin Voetbal
De zomer is voor kinderen hét moment om te ontdekken waar hun hart naar uitgaat. Maar voetballen? Dat blijft ongewoon voor meisjes. Jammer, want ze spelen het spel anders dan jongens, en dat is wel degelijk een meerwaarde.
‘Pak hem maar terug, meid!’ Ze roept het luid en fel en haar dochter heeft het goed gehoord. Maar de ‘hem’ is een kop groter, loopt iets sneller en heeft bredere schouders. En die hoop spieren op haar beurt een elleboogstoot geven, lijkt geen optie. Hem slim uitspelen door een snelle ééntwee op te zetten, is dat wel. En zo gebeurt het.
De U15dames van AA Gent spelen een competitiematch tegen een jongensploeg. Voor wie het niet gewoon is, oogt het vreemd om al die zwiepende paardenstaarten te zien. Als man moet ik mijn mindset al meteen aanpassen: de meiden hebben techniek, ze werken hard, er zit een duidelijk systeem in.
Ze kunnen dus sjotten.
Alle Gentse meisjesploegen spelen in de competitie tegen jongens. ‘Tegen meisjesploegen krijgen we meestal te weinig tegenstand’, zegt jeugdcoördinator Joeri Vanhee. ‘Dus spelen we sinds nieuwjaar in de jongenscompetitie: zo leren de speelsters hun lichaam te gebruiken. Ze leren sneller en worden sterker.’
Maar ze blijven ook meisjes. Wanneer Fleur hard tegen de grond gaat na een masculiene charge, is haar gehuil over het hele plein te horen. Het klinkt als die vreselijke schreeuw van pijn die Gella Vandecaveye eruit gooide, toen ze in 1998 haar nek brak op de tatami. Opnieuw moet ik mijn mindset aanpassen: hier wordt geen pijn verbeten, niet stoer gedaan. Emoties zijn openbaar.
Ik ben hier om te weten wat voetbal voor vrouwen kan betekenen. Is die door en door mannelijke sport een katalysator voor meer emancipatie? Kunnen vrouwen voetbal ‘anders’ en misschien ‘beter’ maken? Kortom, is het een goeie zaak dat voetbal gendergelijk wordt?
Leren door te verliezen
Wat ik zie, en overal hoor: vrouwen voetballen anders.
‘Verfijnder’, zegt Marianne Wauters, een van de zeldzame gediplomeerde voetbaltrainsters in het land. ‘Ze voetballen mooier dan de jongens. We krijgen veel mannelijke tegenstanders die niet willen “voetballen”, maar dat willen zij wel. Zie maar: ze spelen fel, maar niet vuil. Ze vinden fair play belangrijk, omdat ze daardoor mooier kunnen spelen. Ze kankeren niet op elkaar, zoals jongens vaak doen. Ze zijn meer met elkaar verbonden.’
‘Op kracht worden we door jongens afgestraft, op dat vlak moeten we dus niet proberen te concurreren’, weet coach Didier, die acht jaar mannen heeft getraind. ‘Deze meisjes zijn technisch en tactisch sterker. Ze voeren sneller uit, spelen vlot in twee tijden, bewegen slimmer. Zoals zij op training de problemen oplossen door in balbezit blokjes te tekenen, dat zou ik aan jongens niet moeten vragen.’
Het is een boeiende confrontatie. De meisjes tikken erop los, de jongens hollen achter lange ballen aan. Wat is de essentie van voetbal? Spelen of werken? Finesse of kracht?
‘Wij hebben de capaciteit niet om alsmaar achter de bal te lopen’, legt middenvelder Freya (16) me na de match uit. ‘We voetballen graag uit, soms te mooi. Soms moeten we gewoon de bal wegtrappen in de eigen 16, maar dan voelen we ons niet goed. Natuurlijk verliezen we soms zwaar, maar we leren ervan. Waarom zeuren? Neerbuigend doen, zoals jongens tegenover elkaar, haalt niets uit: we peppen elkaar liever op. En het werkt: voor de beker – tegen meisjesploegen – wonnen we tegen Anderlecht met 40, tegen Standard met 41.’
Winst zit er vandaag niet in, het werkvoetbal haalt het. 40 voor de mannen, die het na enige tijd doorhadden: de bal naar voren, snel lopen, trappen maar. Geen probleem, vindt de coach. ‘We willen de beter voetballende meisjesploeg zijn en we gebruiken de jongenscompetitie daarvoor.’
Kiezen blijft een gevecht
Het klinkt mooi, maar de weg naar voetbal ligt voor meisjes niet altijd open. Fleur (14) mocht gaan voetballen, omdat haar vader zelf voetballer was. Maar Freya (16) moest ervoor vechten. ‘Mijn mama vond het geen goed idee. Het was een jongensmilieu, ik zou een
manwijf worden. Ze wilden liever dat ik ging tennissen. Nu is het oké: ze voert me drie keer per week naar Gent vanuit Waregem. En ze ziet dat ik gelukkig ben.’
‘In de jaren 70 was voetballen taboe voor meisjes’, zegt Marianne Wauters. ‘Ik speelde het op straat, met de jongens en met mijn vader. Later ben ik een opleiding als trainer gaan volgen. Ik vond dat ik die kennis had. Nu ben ik een van de pakweg vijftig vrouwelijke coaches. Ik begrijp speelsters op alle vlakken beter. Ik herken sneller bepaalde dingen.’
Dat kunnen de mannencoaches erkennen: je traint een meisje niet zoals een jongen. Chris Soete, zeventien jaar ervaring met mannenploegen, ziet veel verschillen: ‘Je moet meisjes individueler aanpakken. Ze zijn wat gevoeliger. Je mag je mening geven, maar je moet niet te hard doorspreken, anders ben je ze kwijt.’ Dieter: ‘Je moet ze vertellen waarom, maar het blijft langer hangen. Jongens vergeten snel hoe boos je was, zelfs wat je gezegd hebt.’
In de emancipatie van het voetbal hebben de Red Flames, het nationale voetbalelftal van België, een positieve rol gespeeld. ‘Speelsters die hier vier keer per week komen trainen, zijn gemotiveerd omdat ze dromen van de nationale ploeg’, zegt Dieter. ‘En het gelijkheidsstreven in de samenleving speelt wel mee’, denkt Joeri Vanhee. ‘Ik vind dat hun ouders trots mogen zijn op hen. Kiezen voor voetbal is voor een meisje nog steeds een gevecht.’
Op en af in de lift
Zit het vrouwenvoetbal dus in de lift? Dat is erg onduidelijk. Het publiek groeit niet echt mee, zegt Joeri Vanhee. Politiek is er wel enige bereidheid. En er is het pro
De meisjes tikken erop los, de jongens hollen achter lange ballen aan. Wat is de essentie van voetbal? Spelen of werken? Finesse of kracht?
ject ‘de Yellow Flames’, waarmee de voetbalbond meisjes vanaf vijftien een topsportstatuut wil geven.
Sportsocioloog Jeroen Scheerder (KU Leuven): ‘Vrouwen mogen en kunnen voetballen. De participatie stijgt. Tussen 2014 en 2016 stegen we van 16.200 naar 26.400 speelsters, in alle voetbalfederaties. Maar in diezelfde periode is het aantal jongens ook gestegen. Daarom ging het percentage vrouwen sinds 2002 “maar” van 5,2 procent naar 7,5 procent. Een stijging, ja, maar niet in de lijn van de internationale ontwikkeling.’
Het potentieel is er, maar het wordt te weinig aangeboord, vindt hij. ‘We hebben geen volwaardige competitie, geen goeie professionele infrastructuur, te weinig vrouwelijke trainers, bestuurders en scheidsrechters, en door dat alles happen de sponsors niet toe. Voetbal blijft een mannenbastion, dat vrouwen stiefvaderlijk behandelt. De Red Flames waren een opflakkering, zoals Henin en Clijsters dat voor het tennis waren, maar daar is in meerdere kanalen geïnvesteerd en blijft men de vruchten plukken. Tennis blijft daarom populair. Het vrouwenvoetbal is dat niet.’