Een opa met een zeis
Kinderboekenschrijfster Martha Heesen debuteert op haar 70ste met een volwassenenroman. Het was het wachten waard.
Een oude man op een bankje voor zijn huis, in een dorp dichtbij de grens met België. Hij overpeinst zijn leven, duikt op als kind, als echtgenoot, als vader, als architect, als buurman, als opa en zelfs als overgrootvader, maar keert in Zeiseman keer op keer terug naar dat bankje. Martha Heesen (70), gevierd kinderboekenschrijfster, debuteert in de volwassenenliteratuur met een fijnzinnig portret van Remies, een stokoude man die wacht op de dood. Hij hanteert letterlijk een zeis: daarmee gaat hij de brandnetels te lijf onder de witte abeel voor zijn huis.
Remies’ brein werkt niet meer naar behoren en dat heeft Heesen tot uitdrukking gebracht door zijn indrukken en zijn verleden haperend en in flarden naar boven te laten komen. Niets is lineair in deze roman. Heesen wisselt zintuigelijke waarnemingen af met kinderlijke herinneringen, plaatst daar gedichten naast waarin als in een koor commentaar wordt geleverd, en speelt met herhalingen. Heel langzaam doemt voor de lezer een beeld op van Remies’ levensloop.
Er was een vader, de eigenaar van een werf waar hij zijn zoon mee naartoe nam. Een moeder, ‘oud van woede’ in haar ‘grauwe vel, haar grauwe huisjapon’ voor wie Remies bang was. Een broer die door het ijs zakte. In de oorlog waren er Engelse soldaten ingekwartierd die een diepe indruk maakten. Er was een vrouw ‘met bange lichte ogen’ uit de stad, die hem verliet. Er waren kinderen, zonen. Maar hoe het nu allemaal precies zat?
Woede
Remies is bepaald geen heldere verteller en ook nog eens een opstandige, narrige en boze grijsaard. Woedend is hij op de ‘lelijke dikke oude vrouw met een raspende stem’ die zijn schoondochter is, en op de ‘Vette Gezusters’ die in het buurhuis wonen en hem door de heg in de gaten houden. Soms breken zijn herinneringen dwars door de woede heen en ontroeren ze, bijvoorbeeld als hij beschrijft hoe Zusje door de kerk rende; op haar begrafenis vroeg hij zich af of ze in het kistje paste, ‘bedrog gewoon, een vuil grotemensenspel, het droevigefamiliespel’. De dag eindigde op haar kamertje, ‘haar bruine schooljurk over de stoelleuning’, waar hij begon met wachten.
Heesen kan zich af en toe verliezen in woordverliefdheid, waardoor de mist te dik wordt om doorheen te kijken. Ze heeft een bijzondere toon – deze schrijver heeft nu eens echt een geheel eigen stem – die ze in haar literatuur voor kinderen feilloos ontwikkeld heeft. Met zinnen als ‘Waarom mocht je dan toch doorleren, o, de dominee, dat dan weer wel’ is haar personage hardop aan het denken en met zichzelf in gesprek. Soms irriteert dat enigszins, als Heesen gedachten lijkt te noteren zoals ze opkomen, herhalingen incluis: ‘En dan weet hij het weer, de Belgen, ze hadden Belgen op de boerderij, vluchtelingen, want het was oorlog. Ergens. De vluchtelingenstoeten die langs kwamen, hij weet het nog wel, hij moest ze van alles geven toen en hij schaamde zich voor het geven, dat weet hij ook nog.’
Gouache
Het is een dromerig soort vertellen, meer een gouache dan een foto. De dromer is gefrustreerd over zijn jeugd ‘in het lege dorp, in het lege huis dat zo heel vol is met lege meubels en lege kamers, en zo heel vol met zijn brede boze moeder, val vader niet lastig, hij is moe.’ Waarom de moeder boos is en de vader moe, dat vertelt Heesen niet. Zij doet als schrijver zo weinig mogelijk aan duiding. Dat werkt goed in Zeiseman, want bij beginnende dementie wordt er misschien ook wel geen verhaal meer gemaakt, en blijven alleen de emoties over. Desalniettemin kun je op de laatste pagina’s toch de beslissende impact van de oorlog op Remies’ leven in elkaar puzzelen. Heesen neemt het op voor Remies: ‘hij houdt stand, maar hoelang nog, och, bevrijd zijn ziel toch van het zwaard, red hem uit de muil van de leeuw’, om elders weer sardonisch mee te gaan in Remies’ woede: ‘Maar nu hebben we hem tenminste.’ Zelfs de abeel is ontvankelijk, en ‘ritselt vol verwijt’, als Remies zich weer eens ‘brandt aan zichzelf, herinneringen worden as’.
Remies is niet de gezellige oude opa op een bankje voor een huisje die nogal eens opduikt in kinderboeken. Heesen heeft zich altijd verre gehouden van dat soort clichébeelden, en doet dat in Zeiseman ook. Het leven begint niet gemakkelijk en eindigt ook niet fijn, maar moet wel met de nodige inzet en opstandigheid geleefd, en uiteindelijk helemaal uitgezeten worden.
Remies is bepaald geen heldere verteller en ook nog eens een opstandige, narrige en boze grijsaard