HET EINDE
‘Heb je Alleen in Berlijn van Hans Fallada gelezen? In het Duits heet het Jeder stirbt für sich allein en het gaat over een koppel dat verzet pleegt tegen het naziregime. Als de man onder de guillotine terechtkomt, neemt hij een cyanidecapsule in zijn mond, maar hij stelt het bijten alsmaar uit. Hij is simpelweg te nieuwsgierig naar hoe het ultieme moment zal zijn. Dat vond ik zo menselijk en zo waar. Ook ik vraag me af wat het grote mysterie zal inhouden.’
‘De rationele versie is dat we tot stof weerkeren. Maar wie zal het zeggen? Toen ik mijn zus bijstond bij de geboorte van haar dochter en dat op een spoedkeizersnede uitdraaide, voelde ik heel sterk dat zowel het leven als de dood in die kamer aanwezig was. Wie weet zijn er wel poorten naar een andere wereld, dacht ik. Ik hoorde ooit een Amerikaan die zich bekeerd had tot boeddhistische monnik vertellen over zijn terminale vader. Die geloofde niet in een hiernamaals, maar zijn zoon vroeg hem waarom hij het beter zou weten dan mensen die daar wel in geloven.’
‘Ik hou van het idee dat we een soort meststof voor nieuw leven worden. Een deel van mijn moeders as is uitgestrooid in een meer in Canada, haar geboorteland. Op die manier gaat de cyclus door.’
‘Maar mijn ultieme stervensboek is en blijft De dood van Ivan Iljitsj van Tolstoj. Dat is zo doorspekt met humor en waarheden dat ik meteen onder de indruk was toen ik het als achttienjarige voor het eerst las. Ik heb het sindsdien geregeld herlezen en elke keer raakt het me weer hoe Iljitsjs bourgeoisfamilie zijn op handen zijnde dood niet kan verdragen, hem zelfs ontkent, terwijl Garesim, de bediende, hem perfect accepteert. Als boerenzoon heeft hij altijd ervaren hoe de dood deel is van het leven.’
‘Ik weet niet of ik al zo ver ben, maar het idee te moeten sterven jaagt me niet meer de daver op het lijf. Toen ik jong was, dacht ik dat doodgaan het ergste was wat je kon overkomen terwijl ik nu weet dat lang lijden veel zwaarder kan zijn. Mijn vader doorstond helse pijnen door slokdarmkanker en mijn moeder werd getroffen door Lewybodydementie, waardoor je tegelijk de fysieke symptomen van parkinson en de cognitieve achteruitgang van dementie meemaakt. De laatste tien maanden was ze bedlegerig en kon ze niet meer zelf eten. Voor mijn ouders was de dood dus een verlossing.’
‘Zo voelde het waarschijnlijk ook voor Tony Judt (de BritsAmerikaanse historicus, red.) die acht jaar geleden overleed aan ALS. In zijn laatste maan is 51. De Amerikaanse schrijft intelligente, intuïtieve romans die wereldwijd vertaald worden. Ze brak ook bij ons door met het meesterwerk ‘De kinderen van de keizer’ (2006). Haar nieuwste is ‘Meisje in brand’. den lag hij ’s nachts vaak wakker, gevangen in zijn eigen lichaam. Hij haalde herinneringen op, dicteerde die en puzzelde zo zijn wonderlijke memoires bij elkaar: De geheugenhut. Ik hoop zelf te mogen schrijven tot het einde. Schrijven is hoe ik leef in de wereld, dus ik zou niet weten hoe ik dat moet veranderen.’
‘Tegenwoordig heb ik het gevoel dat ik me moet haasten met mijn werk en dat is precies door die ervaringen met mijn ouders. Het is alsof ik een rivier ben overgestoken en nooit meer terug kan naar de andere oever. Daar was de dood nog een theoretisch idee, nu is het iets reëels. Ik ben er minder bang voor, maar ik kan me nooit meer niet bewust zijn van onze finaliteit. Daardoor kan ik niet meer zonder schuldgevoel de tijd laten verglijden, bijvoorbeeld door in een veld te gaan liggen en naar de hemel te staren. Dat kan nochtans erg inspirerend zijn. Misschien maak ik er deze zomer weer tijd voor. Dan zoek ik met mijn gezin de zee op.’
‘Ik ben altijd het gelukkigst als ik kan uitkijken over uitgestrekt water, liefst dat van de Middellandse Zee. Mijn grootouders woonden in Toulon en dat was in mijn jeugd de enige plek die constant was. Ons gezin verhuisde voortdurend, maar we keerden altijd terug naar dat water. Ik heb bijna dierlijke herinneringen aan de geur ervan, de kleuren, het licht. Mocht ik weten dat ik niet lang meer te leven heb, ik zou terug willen naar dat Zuiden van Frankrijk om er gewoon een paar uur onder een den te zitten en naar het water te staren. Misschien zou ik Louise Glücks gedichten meenemen. In The wild iris neemt ze het standpunt in van bloemen die zich verbazen over de menselijke dwaasheden.’
‘Geef toe, het is een minder vreemd scenario dan dat van François Mitterrand. Die bestelde een laatste avondmaal met ortolanen. Het is officieel verboden om die zangvogeltjes op te eten en naar het schijnt moesten zijn disgenoten zakdoeken voor hun neus houden tegen de doordringende geur, maar hij wilde het per se. Ik kan me niet inbeelden dat eten op mijn ultieme verlanglijst zal staan. Ik wil vooral nog even terug naar de magie van mijn kindertijd, naar die jaren waarin je je eerste ervaringen opdoet en die allemaal zo levendig, zo precies en zo krachtig zijn. Ja, dat lijkt me wel mooi: nog heel even het gevoel krijgen dat de wereld fonkelnieuw is.’
‘Ik hou van het idee dat we een soort meststof voor nieuw leven worden’
Opgetekend door Katrien Steyaert