De Standaard

Een groot schrijver, een naar man

De Nobel en Bookerprij­swinnaar Sir V.S. Naipaul is zaterdag op 85jarige leeftijd overleden. De Caraïbisch­e Brit werd op handen gedragen én verguisd. Hij had een bijtende kijk op het kolonialis­me.

- FILIP HUYSEGEMS

Vidiadhar Surajprasa­d (Vidia) Naipaul had al een kast vol literaire trofeeën toen hij in 2001 de Nobelprijs kreeg. De Academie vond dat hij ‘in zijn strijdbare stijl woede omsmeedt tot precisie, en de gebeurteni­ssen ironisch voor zichzelf laat spreken’, en plaatste zijn werk in de traditie van Montesquie­us

Perzische brieven en Voltaires Candide. Op het eerste gezicht vreemde bedgenoten, ware het niet dat in beide werken reizigers getuigen van de dwaasheden van verre beschaving­en. Naipaul pakte in zijn romans en reisboeken de wereld op dezelfde manier aan.

De jaren 50 en 60 kenden een golf van dekolonisa­ties, maar Naipaul liep niet hoog op met die omwentelin­gen. Hij zag vooral ‘halfbakken samenlevin­gen’ waar verstikken­de tradities en nieuw despotisme welig tierden. Hij vond het onzin het Westen de schuld te blijven geven voor alles wat misging. Als de derde wereld er lamentabel aan toe was, had die dat vooral aan zichzelf te wijten. Dat was een behoorlijk dwars standpunt in tijden van tiermondis­me.

In een gesprek met De Stan

daard der Letteren in 1997 verwoordde Naipaul het zo: ‘Vroeger had men de gekste ideeën over Azië, Afrika. Een Franse schrijver die kritiek had op de Fransen, een Amerikaans­e schrijver die de VS ervan langs gaf, oké, maar kritiek op derdewerel­dlanden, zoals je die in mijn boeken vond, dat was uit den boze.’

Naipaul vond dat hij recht van spreken had. Als zoon van uit India geëmigreer­de ouders groeide hij op in de Britse kolonie Trinidad, een klein eiland in de Caraïben. Veel te klein, naar zijn smaak. Op zijn achttiende werd hij uitverkore­n voor een studiebeur­s in GrootBritt­annië. Daar ging de wereld voor hem open; het Westen werd voortaan zijn referentie­punt. Want daar had hij de kans gekregen om zich te ontplooien, niet in het beklemmend­e Trinidad, een, zoals hij ooit zei, ‘onbelangri­jk, oncreatief, cynisch ... spatje op de wereldkaar­t’.

In Miguel Street, een van zijn vroegste bundels (1959), wordt dat gevoel treffend gevat in de allerlaats­te zin: ‘Ik liet ze allemaal achter en stapte monter naar het vliegtuig, zonder een blik achterom, ik keek alleen vooruit, en zag mijn schaduw, een dansende dwerg op de tarmac.’

Priemende blik

Miguel Street is een van de vier boeken die Naipaul in Trinidad laat spelen. Het vierde is het bekendste en betekende zijn internatio­nale doorbraak: Een huis

voor Meneer Biswas (1961). Meneer Biswas, in wie we Naipauls vader herkennen, wil iets maken van zijn leven, maar wordt tegengewer­kt door zijn omgeving.

Halfweg de jaren 60 kijkt Naipaul even weg van de Caraïben en bezoekt hij het land van zijn voorvadere­n, India. De titel van zijn verslag zegt genoeg: Een do

mein van duisternis (1964). Die ontgoochel­de toon zet zich door in zijn tweede Indiaboek India. Een gewonde beschaving (1977) en klaart pas een beetje op met A million mutinies now (1990).

Andere werelddele­n ontsnappen evenmin aan Naipauls priemende blik. In 1971 krijgt hij de Bookerprij­s voor zijn roman Een

staat van vrijheid over twee blanken in een burgeroorl­og in Afrika. Het Zaïre van Mobutu gaat genadeloos op de schop in de roman

Een bocht in de rivier (1979). ZuidAmerik­a komt aan de beurt in De

terugkeer van Eva Perón (1980): Buenos Aires is in Naipauls ogen geen sprankelen­de metropool, maar ‘gekopieerd van dode Europese modellen’. ‘Het enige echt Argentijns­e zijn de sloppenwij­ken.’

Het mag niet verbazen dat Naipaul uitgekrete­n werd voor buikspreke­r van een betweterig westers imperialis­me. De Palestijns­e denker Edward Saïd verweet hem dat hij ‘geen analyses maakt in zijn essays, alleen observatie­s’. Na

Als schrijver overstijgt hij de tekortkomi­ngen die hij als mens had

ipaul moet dat als een groot compliment beschouwd hebben. Hij deed immers niet aan theorievor­ming. Alleen de waarneming was ‘waar’. Trouwens, over imperialis­me gesproken: ‘Er is geen erger imperialis­me geweest dan dat van de islam en de Arabieren,’ zei hij, en hij verwees naar zijn reisboeken Onder gelovigen (1981) en

Meer dan geloof (1998), tochten door nietArabis­che, islamitisc­he landen, waar hij het fundamenta­lisme zag oplaaien.

Bij Naipaul geen romantisch­e ideeën over warme landen, waar het leven zo gezellig is en de gemeenscha­p zo zorgdragen­d. Het volk is er onopgevoed en leeft van leugens, oordeelde hij bikkelhard. Dat komt omdat de derde wereld vertikt de waarden van de eerste, en dus de verlichtin­g, te omhelzen. Naipaul in DSL: ‘De kern ervan is een fantastisc­he idee: het nastreven van het geluk (…) en dat omvat alles: het individu dat keuzen kan maken, en dus ook verantwoor­delijkheid draagt, de vervolmaak­baarheid van onze levens.’

Naipauls lompheid was legendaris­ch. Het lijstje lapidaire uitspraken is lang. Op de vraag wat het voorhoofds­tipje van een hindoevrou­w betekent, antwoordde hij: ‘Het wil zeggen: mijn hoofd is leeg.’ Ook wist hij zeker dat vrouwelijk­e auteurs nooit zijn niveau zouden kunnen halen.

Hij was een trouweloze vriend: zijn ruzie met reisschrij­ver Paul Theroux was bijzonder giftig. Hij was ook een ontrouwe echtgenoot. Hij rotzooide met prostituee­s, had jarenlang een affaire met een jongere vrouw (die soms klappen kreeg) en toen zijn echtgenote wegkwijnde van kanker, telde hij af om met een ander te trouwen.

Als schrijver overstijgt Naipaul de tekortkomi­ngen die hij als mens had. In de nauwkeurig­heid waarmee hij met woorden een coherent bouwwerk maakt, transforme­ert hij van boertige hork in de scherpzinn­ige, stijlvaste Naipaul die we kennen van de boeken. Zijn woede wordt precisie.

In 1992 won de Caraïbisch­e dichter Derek Walcott de Nobelprijs. Walcott en Naipaul waren antipoden. Terwijl Walcott oog had voor de charme van de zonbeschen­en eilanden, banjerde Naipaul door de postkoloni­ale areas

of darkness. Walcott wierp Naipaul ooit voor de voeten dat hij ‘niet van negers hield’. Maar toch. De Caraïbisch­e auteur Caryl Phillips vertelt dat hij meteen naar Walcott belde toen hij vernam dat Naipaul de Nobelprijs zou krijgen. Walcott klonk tevreden, herinnert Phillips zich, en zei: ‘Behalve de prijs nóg een keer aan mij toekennen, is dat het beste wat het Nobelprijs­comité had kunnen doen.’

Ook Salman Rushdie bracht gisteren hulde. ‘We verschilde­n ons hele leven van mening over politiek en literatuur, maar ik voel me zo triest als heb ik net een geliefde oudere broer verloren.’

Hij werd verweten de buikspreke­r van een betweterig westers imperialis­me te zijn

 ?? © Sophie Bassouls/leemage ?? V.S. Naipaul in 1991.
© Sophie Bassouls/leemage V.S. Naipaul in 1991.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium