Een groot schrijver, een naar man
De Nobel en Bookerprijswinnaar Sir V.S. Naipaul is zaterdag op 85jarige leeftijd overleden. De Caraïbische Brit werd op handen gedragen én verguisd. Hij had een bijtende kijk op het kolonialisme.
Vidiadhar Surajprasad (Vidia) Naipaul had al een kast vol literaire trofeeën toen hij in 2001 de Nobelprijs kreeg. De Academie vond dat hij ‘in zijn strijdbare stijl woede omsmeedt tot precisie, en de gebeurtenissen ironisch voor zichzelf laat spreken’, en plaatste zijn werk in de traditie van Montesquieus
Perzische brieven en Voltaires Candide. Op het eerste gezicht vreemde bedgenoten, ware het niet dat in beide werken reizigers getuigen van de dwaasheden van verre beschavingen. Naipaul pakte in zijn romans en reisboeken de wereld op dezelfde manier aan.
De jaren 50 en 60 kenden een golf van dekolonisaties, maar Naipaul liep niet hoog op met die omwentelingen. Hij zag vooral ‘halfbakken samenlevingen’ waar verstikkende tradities en nieuw despotisme welig tierden. Hij vond het onzin het Westen de schuld te blijven geven voor alles wat misging. Als de derde wereld er lamentabel aan toe was, had die dat vooral aan zichzelf te wijten. Dat was een behoorlijk dwars standpunt in tijden van tiermondisme.
In een gesprek met De Stan
daard der Letteren in 1997 verwoordde Naipaul het zo: ‘Vroeger had men de gekste ideeën over Azië, Afrika. Een Franse schrijver die kritiek had op de Fransen, een Amerikaanse schrijver die de VS ervan langs gaf, oké, maar kritiek op derdewereldlanden, zoals je die in mijn boeken vond, dat was uit den boze.’
Naipaul vond dat hij recht van spreken had. Als zoon van uit India geëmigreerde ouders groeide hij op in de Britse kolonie Trinidad, een klein eiland in de Caraïben. Veel te klein, naar zijn smaak. Op zijn achttiende werd hij uitverkoren voor een studiebeurs in GrootBrittannië. Daar ging de wereld voor hem open; het Westen werd voortaan zijn referentiepunt. Want daar had hij de kans gekregen om zich te ontplooien, niet in het beklemmende Trinidad, een, zoals hij ooit zei, ‘onbelangrijk, oncreatief, cynisch ... spatje op de wereldkaart’.
In Miguel Street, een van zijn vroegste bundels (1959), wordt dat gevoel treffend gevat in de allerlaatste zin: ‘Ik liet ze allemaal achter en stapte monter naar het vliegtuig, zonder een blik achterom, ik keek alleen vooruit, en zag mijn schaduw, een dansende dwerg op de tarmac.’
Priemende blik
Miguel Street is een van de vier boeken die Naipaul in Trinidad laat spelen. Het vierde is het bekendste en betekende zijn internationale doorbraak: Een huis
voor Meneer Biswas (1961). Meneer Biswas, in wie we Naipauls vader herkennen, wil iets maken van zijn leven, maar wordt tegengewerkt door zijn omgeving.
Halfweg de jaren 60 kijkt Naipaul even weg van de Caraïben en bezoekt hij het land van zijn voorvaderen, India. De titel van zijn verslag zegt genoeg: Een do
mein van duisternis (1964). Die ontgoochelde toon zet zich door in zijn tweede Indiaboek India. Een gewonde beschaving (1977) en klaart pas een beetje op met A million mutinies now (1990).
Andere werelddelen ontsnappen evenmin aan Naipauls priemende blik. In 1971 krijgt hij de Bookerprijs voor zijn roman Een
staat van vrijheid over twee blanken in een burgeroorlog in Afrika. Het Zaïre van Mobutu gaat genadeloos op de schop in de roman
Een bocht in de rivier (1979). ZuidAmerika komt aan de beurt in De
terugkeer van Eva Perón (1980): Buenos Aires is in Naipauls ogen geen sprankelende metropool, maar ‘gekopieerd van dode Europese modellen’. ‘Het enige echt Argentijnse zijn de sloppenwijken.’
Het mag niet verbazen dat Naipaul uitgekreten werd voor buikspreker van een betweterig westers imperialisme. De Palestijnse denker Edward Saïd verweet hem dat hij ‘geen analyses maakt in zijn essays, alleen observaties’. Na
Als schrijver overstijgt hij de tekortkomingen die hij als mens had
ipaul moet dat als een groot compliment beschouwd hebben. Hij deed immers niet aan theorievorming. Alleen de waarneming was ‘waar’. Trouwens, over imperialisme gesproken: ‘Er is geen erger imperialisme geweest dan dat van de islam en de Arabieren,’ zei hij, en hij verwees naar zijn reisboeken Onder gelovigen (1981) en
Meer dan geloof (1998), tochten door nietArabische, islamitische landen, waar hij het fundamentalisme zag oplaaien.
Bij Naipaul geen romantische ideeën over warme landen, waar het leven zo gezellig is en de gemeenschap zo zorgdragend. Het volk is er onopgevoed en leeft van leugens, oordeelde hij bikkelhard. Dat komt omdat de derde wereld vertikt de waarden van de eerste, en dus de verlichting, te omhelzen. Naipaul in DSL: ‘De kern ervan is een fantastische idee: het nastreven van het geluk (…) en dat omvat alles: het individu dat keuzen kan maken, en dus ook verantwoordelijkheid draagt, de vervolmaakbaarheid van onze levens.’
Naipauls lompheid was legendarisch. Het lijstje lapidaire uitspraken is lang. Op de vraag wat het voorhoofdstipje van een hindoevrouw betekent, antwoordde hij: ‘Het wil zeggen: mijn hoofd is leeg.’ Ook wist hij zeker dat vrouwelijke auteurs nooit zijn niveau zouden kunnen halen.
Hij was een trouweloze vriend: zijn ruzie met reisschrijver Paul Theroux was bijzonder giftig. Hij was ook een ontrouwe echtgenoot. Hij rotzooide met prostituees, had jarenlang een affaire met een jongere vrouw (die soms klappen kreeg) en toen zijn echtgenote wegkwijnde van kanker, telde hij af om met een ander te trouwen.
Als schrijver overstijgt Naipaul de tekortkomingen die hij als mens had. In de nauwkeurigheid waarmee hij met woorden een coherent bouwwerk maakt, transformeert hij van boertige hork in de scherpzinnige, stijlvaste Naipaul die we kennen van de boeken. Zijn woede wordt precisie.
In 1992 won de Caraïbische dichter Derek Walcott de Nobelprijs. Walcott en Naipaul waren antipoden. Terwijl Walcott oog had voor de charme van de zonbeschenen eilanden, banjerde Naipaul door de postkoloniale areas
of darkness. Walcott wierp Naipaul ooit voor de voeten dat hij ‘niet van negers hield’. Maar toch. De Caraïbische auteur Caryl Phillips vertelt dat hij meteen naar Walcott belde toen hij vernam dat Naipaul de Nobelprijs zou krijgen. Walcott klonk tevreden, herinnert Phillips zich, en zei: ‘Behalve de prijs nóg een keer aan mij toekennen, is dat het beste wat het Nobelprijscomité had kunnen doen.’
Ook Salman Rushdie bracht gisteren hulde. ‘We verschilden ons hele leven van mening over politiek en literatuur, maar ik voel me zo triest als heb ik net een geliefde oudere broer verloren.’
Hij werd verweten de buikspreker van een betweterig westers imperialisme te zijn