Nobelprijswinnaar V.S. Naipaul (19322018)
Op handen gedragen als schrijver, legendarisch lomp als mens
BRUSSEL I Hij had het vurig gehoopt, hij had er bijzonder hard voor getraind, hij had het als doel gesteld, maar Koen Naert heeft nooit gezegd dat hij in Berlijn een medaille zou winnen. Want dat is grootspraak. Eens WestVlaming, altijd WestVlaming, zelfs als die gouden EKmedaille uiteindelijk rond je nek hangt.
Naerts marathoncarrière verschilt niet zoveel van het parcours dat hij gisteren in Berlijn liep: na de start meedrijven met de kopgroep, volhouden wanneer die zich halveert, even haperen maar niet opgeven, een tand bijsteken bij de nieuwe schifting en uiteindelijk de laatste tien kilometer solo lopen naar de eerste plaats.
Sinds Naert bijna tien jaar geleden zijn eerste Europees kampioenschap liep voor atleten onder de drieëntwintig jaar, timmert hij onophoudelijk aan de weg. De laatste drie jaar is het middenblok op het podium vertrouwder gaan voelen. Maar goud op het EK? Op wat amper zijn zevende marathon is? ‘Ik weet niet wat ik net gedaan heb’, stotterde hij bij aankomst in de VRTmicro. Zijn vrouw wist het wel: ze kuste hem vol op de mond.
Lichtverteerbaar
Koen Naert werd geboren in Roeselare en studeerde verpleegkunde, met een specialisatie in wondzorg en weefselherstel. Hij werkte jarenlang in het brandwondencentrum van Nederover Heembeek, maar sinds hij in 2015 prof werd, gaat hij voluit voor de sport.
Al doorprikt hij de romantiek daarvan in een interview met De Tijd: ‘Mijn Amerikaanse collega’s lachen me uit als ze horen dat een hardloper van mijn niveau aan het einde van de maand geen cent opzij kan leggen. Ik mag van geluk spreken dat mijn vrouw een degelijk inkomen heeft.’ En zelfs prof worden was geen evidentie. De Vlaamse Atletiekliga gaf hem geen profcontract, het was wachten op de Waalse sportfederatie Adeps.
Misschien dient zich na gisteren nog wel een eierkoekenproducent aan als gulle sponsor, want Naerts valies zat er vorige week vol mee. ‘Licht verteerbaar en boordevol koolhydraten. En Rice Crispies, die heb ik ook bij’, zegt hij in Het Nieuwsblad.
Missen om te winnen
Half huisman, half topsporter, zo omschrijft Koen Naert zichzelf. Een normale werkdag begint met zijn zoon naar de kinderopvang brengen. Daarna gaat hij lopen, rust en eet hij, doet het huishou den, om in de namiddag nogmaals de schoenen aan te trekken. Ook in het weekend wordt er gesport. Vaak staat de teller op het einde van de week op 200 kilometer.
Een topprestatie zoals gisteren in Berlijn haal je niet als de weg ernaartoe je niet ligt. Gezonde voeding, geen alcohol, geen lange nachten, veel discipline. En alleen kunnen zijn, jij en je hoofd en je lijf, al die uren in de Beernemse bossen, vlak bij waar Naert woont.
‘Ik heb de voorbije jaren veel gemist’, zegt hij daarover. Familiefeesten, om te beginnen. Als de marathon nadert, geen knuffels van zijn zoon want te veel risico op ziektekiemen. Aangepast eten. De handen ontsmetten nadat hij iemand de hand heeft geschud. En gewoon: vrijetijd.
De bloemen die Koen Naert bij de prijsuitreiking kreeg, hangen er in Berlijn verwelkt bij, maar hij laat ze niet los. Ze zijn voor zijn vrouw Elise Cappelle, met wie hij al sinds zijn vijftiende samen is. Ze hebben een zoontje van achttien maanden. ‘Als ik in de laatste voorbereidingen zit, neemt zij alles voor haar rekening: het huishouden, ons zoontje, de nachten. Én ze werkt ook nog eens.’
Hij durfde niet naar haar te kijken tijdens de Brabançonne. ‘Ik ben zo’n bleitkous en ik heb vandaag al zoveel gehuild. Dat wilde ik niet, op dat podium.’
Naerts volgende focus is Tokio in 2020. Dat lijkt ver, maar die lange termijn is nodig wil hij het volhouden. ‘Op mijn niveau is hardlopen een aanslag op je lichaam’, zegt hij in De Tijd. ‘Je moet genoeg rust nemen, anders krijg je blessures en help je jezelf naar de vaantjes.’
En dáárna? Daarna hoopt hij terug te keren naar zijn werk als verpleger in het Brandwondencentrum. Daarom volgt hij nog een postgraduaat wondzorg en weefselverzorging. ‘Dat hebben de aanslagen van 22 maart mij doen inzien. Ik was drie maanden profatleet en op weg naar de kine, toen ik het nieuws op de radio hoorde. Hoe verder ik reed, hoe erger het werd. Ik belde naar mijn collega in het brandwondencentrum, die vroeg of ik niet wilde helpen. Tot ’s avonds laat heb ik geholpen. Toen had ik echt het gevoel dat ik heb bijgedragen tot de maatschappij.’
‘Ik mag van geluk spreken dat mijn vrouw een degelijk inkomen heeft’