Stofgordijn zal klimaat niet redden
Grote vulkaanuitbarstingen, zoals die van de Pinatubo, El Chichón en de Krakatau, werden gevolgd door een afkoeling van de wereldtemperatuur – en schitterende zonsondergangen. Dat kwam door de ‘aerosolen’ van minuscule zwavelzuurdruppeltjes die ze één tot twee jaar lang in de lucht brachten. Sommige onderzoekers hebben dan ook al in ernst voorgesteld om massale hoeveelheden fijn stof tot hoog in de stratosfeer te schieten om de klimaatopwarming tegen te gaan.
Dat stuit niet alleen op praktische problemen, what goes up, must come down,
het zou ook zijn eigen effect neutraliseren, schrijven onderzoekers van de Universiteit van Californië in Nature.
Wat de plantengroei wint door afkoeling, gaat weer verloren door minder zonlicht. In medische termen: het middel zou even erg zijn als de kwaal. Dat haalden de onderzoekers niet uit klimaatberekeningen, maar uit de experimenten die de natuur zelf deed: grote vulkaanuitbarstingen. Zo spuwde de Pinatubo in 1991 20 miljoen ton zwaveldioxide, die het zonlicht met 2,5 procent verminderde en de wereldtemperatuur een halve graad omlaaghaalde.
Wel de moeite
De onderzoekers koppelden de oogstgegevens voor maïs, soja, rijst en graan uit 105 landen over drie decennia aan satellietkaarten van aerosolen en weerkaarten met hoeveelheid zonlicht. Conclusie: je eindigt waar je begon, zonder dat je iets aan het onderliggende probleem hebt gedaan.
Het ziet er, alvast voor de natuur en de landbouw, naar uit dat we echt zullen moeten stoppen met CO2 te produceren, in plaats van nadien te proberen de effecten weg te werken. Maar de auteurs denken dat voor andere sectoren van de economie het wel de moeite kan zijn een planeetomhullend stofgordijn op te hangen.