Het ideale huwelijk drijft op eensgezindheid
Toen het paard de vesting van Troje was binnengesleept, en de mannen erin zich heel stil moesten houden, kwam Helena. Ze liep langs het paard, klopte erop en riep de namen van de mannen met, volmaakt nagedaan, de stem van hun eigen vrouw, een stem die ze al tien jaar niet gehoord hadden en waarnaar ze verlangden.
Die Helena! Feilloos wist ze de zwakke plek van de mannen te vinden! Maar haar list lukte niet, Odysseus weerhield de anderen ervan te reageren.
We horen dit verhaal over Helena van haar man Menelaus. Vlak daarvoor heeft Helena verteld hoe Odysseus in vermomming Troje was binnengedrongen en hoe zij hem herkende, maar hem niet verried aan de Trojanen omdat ze allang spijt had van haar avontuur en weer terug naar huis, naar haar man wilde. Bij die gelegenheid hoorde ze ook van Odysseus over dat paard. Dus ze wist wie erin zaten.
Ogenschijnlijk is het huwelijk van Helena en Menelaus weer goed. Maar dat hij nu juist dít over haar vertelt, een verhaal waarin ze niet erg loyaal lijkt aan de Grieken en aan haar vroegere echtgenoot, dat zegt wat over de spanning in het huwelijk tussen Menelaus en Helena, schrijft Daniel Mendelsohn in zijn meeslepende boek Een odyssee.
Wonderlijk hoe je over dingen heen kunt lezen tot iemand je er eens op wijst. Ik heb er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat Menelaus hier de betrouwbaarheid van zijn vrouw in twijfel trekt, al verpakt hij het netjes: ‘Het moet wel een godheid geweest zijn die je dat ingaf en die de Trojanen aan roem wilde helpen.’ Dat soort inzichten verschaft Mendelsohn steeds, vooral als het om vaders en zonen gaat, want daar gaat het hem ook om. Soms is
Homerus’ teksten roepen niet alleen schitterende beelden op, ze zeggen wel degelijk ook iets over ons eigen leven
hij heel Amerikaans psychologisch en dat hoort niet bij Homerus, vind ik, maar soms denk ik ook wel: waarom meen ik dat eigenlijk zo zeker te weten?
Zou het kunnen dat ik de tekst te veel gewoon bewonderd heb, altijd heb gezien als iets dat buiten mij bestaat, vreemd, uit een onbekende wereld van waaruit schitterende beelden de lezer toevallen – die toch wel degelijk iets zeggen over het eigen leven en de verhouding daartoe.
Te veel bewondering is niet goed. onlangs las ik nog in een essay van Tonnus Oosterhoff (in de bundel Een kreet is de ramp niet) de zeer treffende opmerking dat ‘adoratie alle neiging tot begrijpen en beheersen van de verschijnselen vernietigt’. Oef, wat goed gezegd. Maar zó blind is mijn Odysseeadoratie dan toch ook weer niet. Ik heb me vaak genoeg dingen afgevraagd over de tekst, en de tekst ook als heel juist en waar gezien. Bijvoorbeeld in de beroemdste aller beroemde scènes waar Odysseus zich bekendmaakt aan Penelope en zij weigert hem meteen te geloven. Psychologisch juist, leek me – ze zijn in die twintig jaar wel wat veranderd en de man die zij miste, is niet dezelfde als de man die nu voor haar zit.
Maar Mendelsohn maakt nog iets anders duidelijk: dat Odysseus, altijd bezig