Onze geloofwaardigheid als vrije burgers die de rechtsstaat koesteren, staat hier op het spel
De gevangenisbevolking is onder het getal 10.000 gezakt, liet minister van Justitie Koen Geens (CD&V) begin deze week weten (DS 20 augustus). Het is een eerder gezette doelstelling met grote symbolische waarde. De overbevolking in gevangenissen is al jaren het blok aan het been, en de gevolgen ervan zijn in elk aspect van de strafuitvoering negatief voelbaar. Nu de syndicale acties na 22 dagen tijdelijk zijn opgeschort, lijkt voorlopig een einde te komen aan de mensonwaardige toestanden in gevangenissen. Het lijkt bijna een nieuwe penitentiaire lente. Toch zijn er redenen om het lentefeest uit te stellen.
De feiten zijn ontnuchterend. De kinderrechtencommissaris is tussenbeide gekomen voor de situatie van kinderen in de gevangenis van Brugge. Een rechter van de raadkamer in Mechelen stelde elf mensen in vrijheid wegens mensonwaardige omstandigheden in de gevangenis. De Nederlandse overheid wilde om dezelfde reden criminelen niet uitleveren. Zeventig Nederlandse gedetineerden in de gevangenis Antwerpen omschrijven hun regime als foltering … Al te vaak worden deze toestanden in direct verband gebracht met syndicale acties. De reactie van de overheid? Een voorstel om de minimale dienstverlening in voeren.
Het is zeker zo dat de voorbije mensonwaardige toestanden een verband hadden met de syndicale acties van de cipiers. Maar er is een perceptie ontstaan dat er een grote tegenstelling bestaat tussen de staat die de minimale dienstverlening wil invoeren en de syndicale organisaties die deze minimale dienstverlening ervaren als een uitholling van hun stakingsrecht. De landing is hier nog niet in zicht. De onderhandelingen worden eind augustus hervat.
Aaibaarheidsfactor
Toch is er meer aan de hand dan enkel deze belangentegenstelling. Het gaat in de grond over het respect dat men heeft of wil hebben voor rechtstaat zelf. De basiswet (2005), die de interne rechtspositie van gedetineerden omschrijft, stelt in de eerste paragraaf van artikel 5 duidelijk dat uitvoering van de gevangenisstraffen moet gebeuren ‘in psychosociale, fysieke en materiële omstandigheden die de waardigheid van de mens eerbiedigen, die het behoud of de groei van het zelfrespect van de gedetineerde mogelijk maken en die hem aanspreken op zijn individuele en sociale verantwoordelijkheid’.
Laten we niet vergeten dat ook gedetineerden burgers zijn met rechten die wettelijk verankerd zijn. En dat juist het respecteren van deze rechten ons onderscheidt van andere samenlevingen waar men deze rechten niet respecteert, niet heeft of zelfs niet wil hebben. Het gaat dus niet alleen over wat veroordeelde burgers hebben mispeuterd. Het gaat ook over ons. Over hoe wij, als vrije burgers, omgaan met de rechten van diegenen die niemand meer wil aaien. Onze geloofwaardigheid als vrije burgers die de rechtsstaat koesteren, staat hier op het spel.
Parlementaire stilte
Wat me nog meer verontrust, is de stilte van de beroepsgroep die van rechtswege instaat voor de controle op de uitvoering van de wetten. Onze parlementariërs, die toezien op de uitvoerende macht, waartoe ook het gevangeniswezen als administratie behoort, roeren zich weinig tot niet in dit debat. Van oppositiepartij tot regeringspartij, van links tot rechts, van conservatief tot progressief … overal blijft het onwaarschijnlijk stil. Ze hebben nochtans van rechtswege de bevoegdheid om gevangenissen te bezoeken, om te kijken en te ervaren wat er echt gebeurt ‘met burgers’ achter de muren. Waarom blijft het zo stil in onze democratische rechtstaat?