Douanier der letteren
Het waren andere tijden.
Tijden dat je nog van een beeldbuis mocht spreken, bijvoorbeeld. Maar ook tijden dat de vier panelleden in een spelprogramma op de BRT nog ‘overeenkomstig de politieke verhoudingen’ gekozen werden. In ’t Is maar een woord in het begin van de jaren 60 had je ‘een liberaal, een socialist en twee katholieken’, herinnert Gaston Durnez zich in zijn boek Een mens is maar een wandelaar (Davidsfonds). Hij was een van de twee katholieken.
‘Het hoorde bij het spel.’ Oudjournalist Gaston Durnez wordt volgende week zondag 90 en mag een boek aan zijn ellenlange bibliografie op Wikipedia toevoegen. Hij schetst portretten uit zijn herinnering, vertelt over ontmoetingen uit zijn lange carrière. Hij heeft vele spelers van het spel gekend. Misschien is de lijst voor jongere lezers niet imponerend, maar Durnez is niet modieus en blijft trouw aan zijn collega’s, zijn vrienden, zijn bekenden: schrijfster Maria ‘Maaike’ Rosseels, dichter Bert Decorte, kunstenaar Luc Verstraete, historicus Jozef Weyns, scenarist Jeroom Verten, schrijver Paul Lebeau… ‘Een manier om een generatie vast te houden’ is een van de motto’s van dit boek. Hopelijk lukt dat.
Tussen de wandelaars in Durnez’ verleden valt Louis Paul Boon op. Het waren ook voor de letteren verzuilde en verzuurde tijden. Boon was die ene socialist die mocht meepraten in ’t Is maar een woord. Durnez had het wel voor de schrijver van Aalst, maar die lag niet goed bij zijn werkgever, De Standaard. De afwijzing had weinig met literaire motieven te maken. Durnez geeft royaal toe dat zijn krant politiek en artistiek vooringenomen was. ‘Ik ben er trots op dat ik in die jaren het werk van Louis Paul Boon in onze krant heb “gededouaneerd”. (…) Ik heb hem zonder tol over de grens geholpen die onze kleine werelden scheidde.’
Hoe dat dedouaneren precies verliep, weet ik niet, maar het gaf zichtbaar voldoening. Dat zie je op de foto van ‘de verslaggever, de Nobelkandidaat en de fotograaf’, alias Gaston Durnez, Louis Paul Boon en Paul Van den Abeele. De schrijver legt zijn armen over de schouders van de perslui, die eruitzien als deftige groupies in preselfietijden. (Heeft Jeanneke de foto gemaakt?) Ze glunderen. Met de bijbehorende anekdote over de Nobelprijs 1975 vangt verteller Durnez onze aandacht. Boon maakte kans op de ultieme bekroning, wist hij. ‘Diplomatieke bronnen in Brussel bevestigden mij de gunstige indruk in Nobelkringen.’ (Ik zei het al, het waren andere tijden.) De dichter Eugenio Montale kreeg hem. Niet Boon. Boon reageerde op de radio. Hij wenste die ‘Montani’, die ‘Italiaanse bergbeklimmer’, sterkte. Boon was dermate gededouaneerd dat hij alleen De Standaard en een radioreporter in zijn woonkamer had toegelaten om het grote moment te registreren.
Ik wou dat ik op mijn negentigste zulke herinneringen had. Ik vrees ervoor. Het zijn andere tijden. De douanepost is lang afgebroken.
Het waren ook voor de letteren verzuilde en verzuurde tijden