‘De arme toneelspeler rent zich de longen uit het lijf’
Sara De Roo stelde bij de start van het Theaterfestival het precaire statuut van de toneelspeler aan de kaak. Haar toespraak ijverde voor minder versnippering en meer collectiviteit.
Het Theaterfestival slaat de komende tien dagen zijn tenten op in Antwerpen. Traditioneel begint het festival met de State of the Union, een kritische speech over de toestand van het theater. Dit jaar was die eer weggelegd voor Sara De Roo. De actrice coördineert de afstudeerrichting Acteren aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en was 25 jaar kernlid van Tg STAN. Sinds een jaar acteert ze op freelancebasis.
Vanuit die ervaringen nam De Roo de werkomstandigheden van theatermakers op de korrel. Hoewel er steeds meer afstuderen, blijven de vaste plaatsen schaars, stelt ze, waardoor versnippering is ontstaan. ‘Misschien laat deze tijd alleen losvaste samenwerkingen toe vermits er weinig vergoeding tegenover staat. Het kunstenaarsstatuut zit zo vol vergrendelingen dat velen er wanhopig van worden.’
‘Het freelancebestaan biedt vrijheid’, erkent De Roo, maar ze beklemtoont meteen de keerzijde: ‘Al gauw deinen de gecombineer de taken zo uit dat de arme toneelspeler zich de longen uit het lijf rent om alle bazen tevreden te houden.’ Het gevolg: ‘Het werk boet in aan kwaliteit en wordt haastig gedaan door een overwerkte acteur die zich door rollen en rolletjes rept.’
Als oplossing roept de actrice op tot collectiviteit: ‘Wij zijn geen eenzame schilders in een atelier, geen schrijvers achter een bureau, ons werkterrein is de groep. Het is juist de schoonheid van ons ambacht en onze kunst dat wij onze tijd samen doorbrengen.’
Racistische denkbeelden
In de slipstream van De Roo spraken theatermakers Aïcha Cissé en Aminata Demba de State of the Youth uit. Laat hen net een voorbeeld zijn van collectiviteit. Zonder theaterdiploma maar in samenwerking verwierven de vrouwen een plekje in onze theaters. Alleen stoot hun werk nog vaak op racistische denkbeelden, klonk het in de speech. ‘Waar het voor ons wringt, is de onbeschreven maar bijna dwingende verwachting om onze afkomst telkens aan te boren als motor om iets te maken.’
Meer dan tijdelijke initiatieven in de marge bepleiten Cissé en Demba structurele oplossingen. Werkpunten zien ze bij programmatoren en de moeilijk doordringbare onskentonscultuur. ‘Theater maak je samen. Maar de samenstelling van “samen”, die moet veranderen.’