De oudheid een vaatje waaruit iedereen tapt
Steeds minder leerlingen kiezen op school voor Latijn of Grieks. Tegelijk wordt de oudheid wél voor allerlei karretjes gespannen. Classicus en cultuurwetenschapper Maarten De Pourcq over de recuperatie van een historische periode.
14 april 2016. In een zaal van de Weense universiteit bestormen leden van de Identitären Wien het podium waar onder meer vluchtelingen uit Syrië en Afghanistan het stuk Die Schutzbefohlenen van Elfriede Jelinek opvoeren, een bewerking van De smekelingen van Aischylos. In haar versie wordt het stuk een aanklacht tegen Europa’s schabouwelijke omgang met asielzoekers. ‘Multikulti tötet’, was de leuze van de podiumbestormers en ze besmeurden de vluchtelingen met nepbloed.
‘Wat die verstoorde opvoering goed laat zien’, zegt classicus en hoogleraar Europese letterkunde Maarten De Pourcq, ‘is dat er vaak geen aandacht meer is voor het verhaal van de ander. Aischylos laat in De smekelingen voor en tegenstanders van de opvang van NoordAfrikaanse prinsessen in de stad aan het woord. Hij verwoordt dus ook de schrik van wie tegen is. Dat doet Jelinek niet – een legitieme keuze – en de identitaire beweging doet het in haar plaats op een verwerpelijke, extreme manier. Zo krijg je een gepolariseerd discours van mensen die alleen nog via verbaal of fysiek geweld met elkaar in contact komen. Ik sprak iemand die meewerkte aan de voorstelling en die getraumatiseerd was. Zoiets is het Europese humanisme onwaardig.’
Het is een extreem voorbeeld van hoe de oudheid wordt ingepast in het kraam van progressieven én conservatieven. Holebi’s, vrouwenhaters, fascisten, kosmopolieten, pleitbezorgers van de directe democratie, bange burgers die de barbaren voor hun vallende poorten zien staan: iedereen vindt wel iets zelfversterkends in de grabbelton van de oudheid. Wat moeten we dan met al die jammerklachten over de teloorgang van de traditie?
De Pourcq schreef het nawoord bij De Grieken. Bloed, een bundeling tragedies van Sofokles en Euripides die Johan Boonen vertaalde (Bebuquin, 272 blz., 25 €). Hij onderzoekt onze omgang met de oudheid, vooral in de 20ste en de 21ste eeuw. ‘Het klopt dat zowel aanhangers van een spartaanse opvoeding als liefhebbers van vrije seks bij Grieken en Romeinen stof vinden om hun ideeën een pedigree te geven’, zegt hij. ‘Dat maakt ook meteen de kracht uit van de oudheid. Dat de vertrouwdheid ermee afneemt, daar ben ik niet zo zeker van. Toegang tot de oudheid was nooit gemakkelijker: via internet, vertalingen, films, strips, games… Er wordt enorm vaak aan gerefereerd. Kijk een avond tv en tel de verwijzingen. Natuurlijk had je vroeger een relatief grote groep mensen die via het onderwijs intensief kennis opdeden van de oudheid en die later maatschappelijke topposities bekleedden. Dat neemt af. De keuze voor klassieke talen ligt niet meer voor de hand.’
‘Ik zie mezelf niet echt als behoeder van de traditie, omdat ik ze ook ter discussie wil kunnen stellen. Maar ik maak me wel zorgen over de manier waarop de klassieken op dit moment politiek worden gerecupereerd. Dat versterkt de culturele dialoog niet, maar werkt polarisering in de hand.’
Rebelse De Wever
In zijn stukken heeft De Pourcq het over de banale, alledaagse, bijna vanzelfsprekende aanwezigheid van de oudheid, die nauwelijks nog naar zijn oorsprong verwijst. Zoals het woord ‘video’ , schoonheidspro ducten die ‘Venus’ heten, vaste uitdrukkingen van het type ‘de gekke Nero’ of beweringen als ‘we herbeleven de val van Rome’.
‘Die dagelijkse aanwezigheid wijst erop dat de oudheid een bijzonder krachtig onderdeel van onze cultuur en een inspiratiebron is. Maar dat soort alledaagse uitdrukkingen creëert ook een vertrouwdheid met de oudheid die communicatiestrategen slim naar hun hand zetten. Zij presenteren het als “ons” erfgoed, en dus niet het erfgoed van iemand die elders vandaan komt. Het mooie aan de receptie van de oudheid is dat ze voor coherentie en verbondenheid kan zorgen, als onderdeel van ons cultureel weefsel. Maar in een tijd van cultuurvermenging kun je de oudheid ook inzetten om louter het cultuureigene te benadrukken, het “onze”. Dat is een verenging, want als je het hebt over de oudheid gaat het niet alleen over Europa, maar ook over NoordAfrika, Turkije, het MiddenOosten… Het Westen heeft de hele traditie geclaimd en naar zich toegetrokken.’
De voorbije jaren deed Bart De Wever op mediatieke momenten geregeld Latijnse uitspraken en bejubelde hij de Romeinen om hun voorbeeldige opvatting van inclusief burgerschap. ‘Intussen kennen we de uitgekiende communicatiestrategieën van de NVA. De opkomst van de partij hangt samen met de figuur van De Wever en de manier waarop hij in de markt is gezet. De Wever is een publieke in tellectueel die zijn boodschap heel goed weet te verkopen: bescherm het kostbare weefsel van de samenleving tegen de nieuwlichterij van links. Lichtende voorbeelden voor die kostbare samenleving zijn in zijn ogen inzichten uit het antieke Rome, bijvoorbeeld hoe daar omgegaan werd met macht en hoe politiek bedreven werd.’
‘Als belezen conservatief zet hij Latijn en de Romeinen in om aan te geven dat we deel uitmaken van iets wat aan ons voorafgaat en ons overstijgt. Een boodschap die wel aanslaat in deze tijden. Terwijl het appelleert aan een soort nostalgie heeft het tegelijk iets rebels, waarmee hij zich kan profileren als conservatief en underdog. Als Bart De Wever Latijn spreekt, ziet het publiek dat dus niet als elitair, maar als onze culturele traditie. Zelfs als er vervolgens satire wordt bedreven met zijn dweperij, blijft hij on top of communication. Missie geslaagd: we zitten lekker in ons retrotopia, zoals de socioloog Zygmunt Bauman dat noemt. Dat is een utopia waarvoor je het vergeten potentieel van het verleden inzet om dingen te veranderen in conservatieve zin. Het probleem is dat je daarmee toekomstgerichte utopieën uit het oog dreigt te verliezen. Denk bijvoorbeeld aan de ecologische utopie: hoe verbeelden we ons een samenleving met een beter klimaat?’
Klassiek Manhattan