De Standaard

HET EINDE

-

‘Ik vermoed dat ik vrij oud zal worden. Dat komt misschien omdat ik heel traag leef: ik heb altijd het idee dat dingen bij mij veel later komen dan bij andere mensen, dat het langer duurt voor ik iets begrijp, ergens mee begin of ergens klaar mee ben, en dat sterkt me in de overtuigin­g dat ik veel tijd nodig heb om te leven. Laatst las ik in een roman van Jane Gardam een sterfscène die ik heel mooi vond: een vrouw van in de tachtig is haar hele leven getrouwd geweest, maar verliefd op iemand anders. Die liefde is nooit gematerial­iseerd, en op een gegeven moment besluit ze, terwijl ze in de tuin rozen staat te snoeien, dat ze vooralsnog haar man gaat verlaten voor die ander. Op dat moment valt ze dood neer: de beslissing nemen volstond. Zoiets zou ik mezelf ook graag zien doen: neerzijgen in een rozenstrui­k, net als ik in mijn hoofd iets opgelost hebt.’

‘In White noise van Don DeLillo zegt iemand: “All plots end in death”. Dat vind ik een mooie gedachte: alles wat je schrijft, gebeurt bij de gratie van die eindigheid. Dat is überhaupt wat mensen in beweging zet: de dood is een soort contragewi­cht dat ervoor zorgt dat je kunt leven. Zonder sterfelijk­heid zou het allemaal niet meer hoeven. Maar in mijn werk zoek ik eerder naar manieren waarin de dood zich in het leven zelf kan manifester­en, want de fysieke dood is natuurlijk een heel ondubbelzi­nnige gebeurteni­s.’

‘Ken je “Zaal 6” van Tsjechov? Dat is een verhaal over een arts die zo gehecht raakt aan een van zijn patiënten dat hij uiteindeli­jk zelf op de zaal met psychiatri­sche gevallen belandt, omdat de buitenwere­ld denkt dat hij gek is. Heel dat verhaal gaat over het geestelijk­e leven van die arts, over het menselijke lijden en de dood, en op de laatste pagina staat er eigenlijk gewoon “hij stierf en er waren twee mensen op z’n begrafenis”, en dan is het afgelopen. Dat is zo realistisc­h: je hele leven denk je na, dat geestelijk­e neemt alle ruimte in, en dan, met de woorden “hij stierf”, word je bewustzijn uitgeschak­eld en is alles voorbij. Dat is een heel nuchtere manier om over de dood te schrijven.’

‘Andere schrijvers zijn dan weer op zoek naar het uitstellen van de dood. In zijn laatste roman Nulpunt speelt DeLillo met het idee dat je je bewustzijn zou kunnen invriezen, waardoor je na je dood in een soort posthumani­stische toestand zou raken; dat boek neemt helemaal geen genoegen met de sterfelijk­heid en fysieke dood, maar gaat net over wat leven zou kunnen betekenen na het lichamelij­ke leven. Oudere schrijvers als DeLillo gaan vaak op interessan­te manieren met sterfelijk­heid om; het is ook heel moeilijk te bevatten dat er alleen de dood en het leven is, en niets daartussen. Zelf neig ik meer naar Tsjechov, de stekker eruit en klaar, al vindt mijn ego het natuurlijk heel moeilijk dat het er op een gegeven moment niet meer zal zijn, want mijn bewustzijn vormt mijn hele wereld.’

‘Maar ik heb makkelijk spreken: ik ben 31, mijn angst komt vast pas later. Tot nu toe vind ik ouder worden leuk, ik heb nog steeds de illusie dat ik volledig kan vertrouwen op lichaam en geest, dat wordt op gegeven moment vast anders. Aftakelen lijkt me verschrikk­elijk. Ik heb lang de luxe gehad te kunnen denken dat de dood iets voor anderen was, iets voor oude mensen, in elk geval, een andere categorie mensen dan ikzelf. Een ander land, zoals je als kind volwassenh­eid kan zien, terwijl je ongemerkt van het ene in het andere overloopt. Maar een paar jaar geleden is de zus van een goede vriendin van me overleden aan kanker; toen heb ik beseft dat de dood iets is dat iedereen kan treffen.’

‘Die jonge, vitale vrouw heeft een verschrikk­elijke lijdensweg gehad, en een moeilijke dood. Veel mensen zeiden nadien dat ze hoopten dat ze een mooie dood had gehad, en afscheid had kunnen nemen; mijn vriendin werd daar erg boos van. Misschien moeten we ons er wat meer bewust van zijn dat de dood lelijk, naar en pijnlijk is, én noodzakeli­jk, en soms volstrekt zinloos.’

‘Als kind fantaseerd­e ik vaak over mijn eigen begrafenis, over hoe tragisch dat zou zijn, en wie om mij zou huilen. Het voordeel van een vroege dood is dat je een bomvolle begrafenis­dienst kan hebben, want jij bent dan weggerukt en iedereen van wie je houdt is er nog. Nu bekijk ik het nuchterder: als ik dood ben, ben ik toch dood, dus het maakt niet uit, en ik vermoed dat de mensen van wie ik hou wel goede muziek zullen draaien, genoeg drank inslaan en goede speeches houden. Ik zou me er in elk geval niet te veel mee bemoeien: het prettige aan sterven lijkt me net dat je eindelijk alle verantwoor­delijkheid aan anderen kan geven. Doodgaan is de ultieme daad van vertrouwen in andermans kunnen: zij leven voort en redden zich wel.

Opgetekend door Gaea Schoeters

‘Het voordeel van een vroege dood is dat je een bomvolle begrafenis­dienst kan hebben’

 ?? © JeRoen Murré ??
© JeRoen Murré

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium