Toen fanatisme een deugd was
Hitler geloofde meer in de bezwering via het gesproken woord dan via de pen
Geschiedenis Adolf Hitlers Mijn strijd ligt voortaan in de boekhandel. Zijn intenties waren duidelijk: Duitsland groot maken door oorlog te voeren of door het te ‘zuiveren’ van joden en marxisten. Deze uitgave dient een pedagogisch doel, maar zou ze, pakweg, ook de knapen van Schild & Vrienden op andere gedachten kunnen brengen?
In 1922 berichtte The New York
Times voor het eerst over Adolf Hitler. Het viel de reporter op hoe gewiekst de jonge Duitse politicus zijn gehoor kon enthousiasmeren, onder meer met zijn virulente antisemitisme. Maar dat laatste moet niet te ernstig worden genomen, dacht de krant. Het zou slechts demagogisch opportunisme zijn: een Duits buikgevoel napraten om de toehoorders op zijn hand te krijgen.
Het was met Duitsland dan ook beroerd gesteld: een verloren oorlog die niets had opgeleverd behalve nationale vernedering, economische en sociale ontreddering, een status als internationale paria – territoriale verliezen inbegrepen – rancune bij veteranen die een gruwelijke en moordende oorlog hadden doorstaan en zich door de politiek in de steek gelaten voelden…
Daartegenover stelde Hitler een helder vijandbeeld – zijn bijdrage tot de rechtsconservatieve dolkstootlegende – een complottheorie waarin burgers het leger zouden hebben verraden door de oorlog binnenlands en politiek te beëindigen in plaats van op het slachtveld. Hitler legde de dolk letterlijk in de hand van zijn zondebok: de Joden (tegen wie in het christelijke Duitsland toch al vooroordelen bestonden) en, wat zo goed als hetzelfde was, de marxisten (zijn verzamelnaam voor zowel communisten als sociaaldemocraten).
Toen Hitler enkele jaren later zijn ideeën in een boek uitschreef, nam hij geen gas terug op vlak van antisemitisme of totalitair nationalisme, integendeel. Na de machtsovername in 1933 voerden de nazi’s zijn scenario van strijd en zuivering uit, met de bekende gevolgen. Wat overigens nog niet betekent dat het boek een voorspelling inhield: de bevestiging bleek pas achteraf, en is niet noodzakelijk causaal.
Wagneriaanse held
Hitler was politiek in stijl gedebuteerd: als terrorist, met een poging tot staatsgreep in een bierkelder in München in 1923. Een actie die vier politieagenten het leven kostte. Maar de rechter was mild; dankzij zijn status als patriot en oudstrijder kon vijf jaar celstraf volstaan. Hij zat er maar een klein jaar van uit.
In die tijd had hij ‘op staatskos ten’, Mein Kampf kunnen schrijven, deels een autobiografie waarin hij zichzelf profileert als de bijna wagneriaanse held die het licht heeft gezien (‘ik besloot, politicus te worden’), deels een ideologisch traktaat. Het verscheen in 1925, het jaar erop gevolgd door een tweede deel dat vooral een partijpolitieke uiteenzetting is. Het boek werd verplichte lectuur voor elke nazi, en na 1933 voor al wie in nazi-Duitsland een rechtgeaarde burger wilde zijn.
Verplichte lectuur, want voor het leesplezier hoefde je het niet te doen. De stijl is bombastisch, de redeneertrant warrig, de structuur deficiënt en de feitelijke betrouwbaarheid dubieus. Dat relativeert gelijk ook de invloed die het boek kon hebben. Het was in die tijd overigens lang niet het enige ranzige geschrift dat een agressief antidemocratisch en racistisch nationalisme propageerde. Motiverend was het in zijn utopisme echter wel; zin voor nuance, compromissen of meerstemmigheid zat er niet in. Immers, fanatisme dat ‘als geloof bergen kan verzetten’ is een deugd, en ‘alleen het harde het een of het ander’ is van tel.
In die zin had The New York Ti
mes in 1922 nog gelijk: Hitler appelleerde aan bestaande vooroordelen en frustraties om die in zijn voordeel om te buigen, niet om te overtuigen met rationaliteit. Hitler: ‘Geloof is moeilijker aan het wankelen te krijgen dan kennis.’ En: ‘de grootste omwentelingen op deze aarde zijn nog nooit aangevoerd door een ganzenpen!’ Hij geloofde daarentegen in de bezwering via het gesproken woord, de propagan
Voor het leesplezier hoef je Mein Kampf niet te lezen: de stijl is bombastisch, de redeneertrant warrig en de feitelijke betrouwbaarheid dubieus
da, onder meer via de radio, de meetings, de slogans – de tweet en de meme, zouden we vandaag zeggen. Het lezen of – wat vast vaker voorkwam – het op de plank hebben staan van Mein Kampf was dus eerder een ornament en symbool dan een instrument van de politieke inzet.
3.700 voetnoten
Heeft de afloop van de Tweede Wereldoorlog Mein Kampf wat minder populair gemaakt, het boek was nooit weg. Tweedehands en in piraatedities bleef het beschikbaar, op het internet valt het zo te lezen. Na het verlopen van de auteursrechten (die berustten na de voortijdige dood van de auteur bij diens wettelijke erfgenaam, de deelstaat Beieren), publiceerden Duitse historici in 2016 de tekst in een zogenaamd officiële editie. Ze omkaderden de tekst met 3.700 voetnoten, waarin ze context geven en waar nodig ook corrigeren. Met die uitgave, die historische kritiek combineert met een uitgesproken, soms ietwat nadrukkelijke ethische afkeuring, hielden ze de tekst vooral in eigen handen.
Daarmee is een betrouwbare, ongecorrumpeerde en geannoteerde brontekst beschikbaar, die in de eerste plaats voor historici zonder meer een referentiewaarde heeft. Deze editie krijgt nu een vervolg met een voortreffelijke Nederlandse vertaling. Mijn strijd is betrouwbaarder dan de indertijd door geestesgenoten gemaakte vertalingen die tot nu toe her en der te vinden waren.
Retorisch universum
Daar houdt de vergelijking met de Duitse uitgave echter op. Mijn strijd brengt de tekst zonder annotaties. De tekstbezorger, de Amsterdamse historicus Willem Melching, die kon rekenen op medewerking en morele instemming van tal van vakgenoten, opent het boek met een uitvoerig en van veel kennis van zaken getuigend essay en laat elk hoofdstuk voorafgaan door een kritische en heldere inleiding. Maar voor wie meer wil weten over de vele ‘feiten en feitjes’ waarnaar Hitler verwees (zeker die waarbij hij een loopje nam met de waarheid), geeft Melching alleen mee dat iedereen ‘eenvoudig op het internet’ terecht kan.
Dat is een rare bewering. Je kan voor alles op het internet terecht, maar over het nazisme, het interbellum en de oorlog kan je toch het best terecht bij een inmiddels erg uitgebreid arsenaal aan genuanceerde wetenschappelijke en populariserende publicaties. Maar Melchings stelling spoort wel met de zin waarmee hij het boek opent: ‘Wie de oorzaken van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust beter wil begrijpen moet Mein Kampf lezen.’ Dat klopt niet en het geeft het boek wel erg veel gewicht. Wie de oorzaken van die tragische geschiedenis wil kennen en begrijpen, kan immers veel beter terecht bij de inmiddels al vele bibliotheken vullende historische studies.
Deze uitgave heet op een breed publiek te zijn gericht, zelfs nuttig voor scholieren. Maar waarom zou je dit lezen? Wie hoopt op een historische bron slaat er beter de Duitse editie op na. Neonazi’s hebben dit boek al evenmin nodig, ranzige complottheorieën vinden ze overal wel. En jongeren op zoek naar kennis over de periode, kunnen hun tijd efficiënter besteden aan het lezen van een goede synthese.
Uiteindelijk is deze Mijn strijd slechts van secundair belang, niet als bron van directe kennis, maar als getuige van het ideologische en retorische universum dat oorlog en racisme acceptabel kon maken. Vanuit dat standpunt is wel nog een andere metalectuur van deze vertaling mogelijk: om gelijkenissen en parallellen op te merken met wat zich vandaag aftekent aan politiek fanatisme, manipulatie van feiten, ontmenselijking en retorisch geweld.