DANSERESSEN ZIJN DE GESLAGEN HONDEN
Het was een kwestie van tijd voor de eerste namen van choreografen en theatermakers zouden vallen. #MeToo blijft het vliegwiel waarmee vrouwen open op tafel durven te gooien wat ze niet meer verdragen in de gesloten werelden en verwrongen machtsverhoudingen die ze, alleen en op eigen houtje, niet opengebroken krijgen. Vandaag treden de danseressen van Jan Fabre naar buiten. Ze zijn met velen. Acht getuigen met naam en toenaam, twaalf sluiten zich anoniem bij hen aan.
#MeToo gaat meer om macht dan om seks, en dat blijkt ook bij Troubleyn, het gezelschap van Fabre. De theatermaker speelt met vernedering, intimidatie en bestraffing, en gebruikt seks als artistieke valuta. Dat gebeurt al jaren, iedereen in de entourage wist ervan, toch bleef het een onbespreekbaar geheim. Die zwijgcultuur willen de danseressen doorbreken. Dit zijn geen beschuldigingen van fysiek geweld of verkrachting. Dit is geen voer voor een strafklacht of rechtszaak. Toch is er niets subtiels aan macht die als misbruik aanvoelt. De vrouwen spreken ook hun publiek aan: de producties van Fabre verleggen grenzen, maar het zijn altijd de performers die de fysieke en emotionele prijs betalen. Een veel wrangere prijs dan het publiek besefte.
Dat het over gradaties gaat, van pijn en macht, maakt deze aanklacht niet eenvoudiger. Het monumentale oeuvre van Fabre is een onderzoek naar het lichaam. Hij voert echte lichamen op die reële uitputting ervaren, echte tranen, zweet en urine afscheiden. Naakte lijven verkennen extase, seksualiteit, angst, chaos en verval. Daarin zit het spektakel, en de artistieke ontdekking. Dansers en artistieke leider bereiken dat niet via een keurig script. Zo creëren is morsig en intens. Het kan niet afgemeten worden aan wat ‘normaal’ is in het gewone leven tussen werknemer en werkgever. Maar dat excuus aanvaarden de danseressen niet meer. Als geen seks betekent dat je geen solo krijgt, is het misbruik evident. Het argument dat vrouwen nu zwaar zouden tillen aan wat tien jaar geleden oké was, pikken ze niet. Twintig jaar geleden voelde het evenzeer aan als misbruik. Dat doet meteen de deur dicht voor een debat over naakt op scène of nieuwe preutsheid.
Niet de kunst moet minder gevaarlijk, maar bij het maken moeten het seksisme en misbruik stoppen. Het is aan de dans en theaterwereld om aan te duiden hoe dat kan, met vertrouwenscentra en heldere afspraken. Er is weinig verbeelding nodig om te raden hoeveel moed er nodig was om publiek te gaan in zo’n klein milieu waar de topplekken zo duur bevochten worden. De artistieke sector mag deze kans niet missen.
Dit is geen voer voor een strafklacht. Toch is er niets subtiels aan