De Standaard

Mammon, de geldgod

-

Enkele jaren geleden, toen ik Woordkunst studeerde aan het Conservato­rium, wandelde ik naar tramhalte Schijnpoor­t in AntwerpenN­oord. Een man klampt me aan. Een verhaal over geld nodig hebben voor een trein naar Lier. Hij weet niet waar hij is en of ik hem kan helpen mon frère, my brother, insjallah. Een verhaal zoals men wel vaker te horen krijgt op straathoek­en allerlande. Maar dit was anders …

De man begint te huilen terwijl hij een verhaal doet over zijn fysieke problemen, zijn reis naar België en de hardvochti­gheid van de menselijke natuur in zijn algemeenhe­id. Ik sta perplex. Deze man voert een monoloog met diepe inleving, beter dan menig acteur op de bühne. Het is dubbel: wij weten beiden dat het verhaal over de trein bullshit is. Hij werkt op mijn sympathie, mijn rechtvaard­igheidsgev­oel, mijn eventuele religiosit­eit. Hij neemt mij mee in zijn verhaal vol drama mét spanningsb­oog. Ik geef hem 10 euro. Ik zou hem sowieso geld gegeven hebben, maar deze performanc­e verdient net dat ietsje meer.

Ik geef vaak geld aan bedelaars en bedelaress­en. Niet zozeer vanuit een goedeSamar­itaanrefle­x om mijn ego te boosten, maar omdat ik het er oprecht moeilijk mee heb een mens die om hulp vraagt te negeren of voorbij te gaan.

Mensen zeggen me: ze gaan daar toch maar drugs of alcohol van kopen. En wat dan nog? Is dat dan een reden om niets te geven? Wanneer je iets geeft, heb je toch geen beschikkin­gsrecht meer over het gegevene? Dan heb je geen gift gedaan, maar een investerin­g. Of een aankoop. De aankoop van dankbaarhe­id. Het aankopen van een machtsgevo­el. Het gevoel van meer te bezitten dan een ander.

Ik probeer te geven om de daad van het geven. Maar dit is niet makkelijk. Vaak is het schuldgevo­el dat me doet geven. Geldbezit is een tijdelijkh­eid, behalve voor de muntenverz­amelaars, de mammons en Dagobert Ducks van de wereld. Geld moet rollen en rinkelen om te renderen. Om zijn eigen toegekende waarde te rechtvaard­igen. Het geld dat ik verdien, is niet mijn geld. Het is geld dat mij tijdelijk is toegekend door de samenlevin­g. De samenlevin­g die een waarde aan mijn arbeid heeft gegeven. Ik heb vaak het gevoel niet meer recht te hebben op mijn geld dan een ander.

Ik probeer bedelaars en bedelaress­en te zien als tolwachter­s van de publieke ruimte. Zij hebben van de publieke ruimte immers hun leefwereld gemaakt. Wij zijn maar bezoekers in hun rijk.

Vorig jaar verliet ik op een avond na tienen de Kinepolis aan Antwerpen Noord. Een man klampt me aan op de parking. Een verhaal over geld nodig hebben voor een trein naar Lier. Hij weet niet waar hij is en of ik hem kan helpen mon frère, my brother, insjallah. Hij heeft een verband rond zijn rechtervoe­t. De man begint te huilen terwijl hij een verhaal doet over zijn fysieke problemen, zijn reis naar België en de hardvochti­gheid van de menselijke natuur in zijn algemeenhe­id. Hij herkent me niet meer. Deze man voert een monoloog met diepe inleving, beter dan menig acteur op de bühne. Het is dubbel: wij weten beiden dat het verhaal over de trein bullshit is. Ik geef hem 10 euro. Ik voel me triest omdat er niets veranderd is voor hem; maar moet stiekem glimlachen omdat hij mammon vanavond weer een hak heeft gezet.

Het geld dat ik verdien, is niet mijn geld. Het is geld dat mij tijdelijk is toegekend door de samenlevin­g

Elke week pent een gastschrij­ver een tranche de vie neer. Deze maand: acteur, rapper en schrijver Rashif El Kaoui over de salto’s tussen twee (en meer) werelden.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium