Eerder namaak dan remake
Een klassiek verhaal over veerkracht in wrede omstandigheden krijgt een tamme herneming.
Waarom iemand zich waagt aan een remake van Papillon, de tour de force van Franklin J. Schaffner met iconische vertolkingen van Dustin Hoffman en Steve McQueen, is een raadsel. Want de verfilming van Dalton Trumbo’s laatste scenario, gebaseerd op een roman van Henri Charrière over zijn gevangenschap in FransGuyana, voelt niet gedateerd aan.
Centraal staan kluisdief Papillon (Charlie Hunnam, The lost city of Z) en de rijke maar broze vervalser Louis Dega (Rami Malek, Mr. Robot). Papillon wil ontsnappen uit de strafkolonie van Cayenne en aan de barbaarse praktijken die daar plaats vinden: dwangarbeid op het vasteland, isoleercellen op de eilanden, waaronder het beruchte Duivelseiland. Dega’s enige kans om te overleven is de bescherming van Papillon en diens ontsnapping hangt af van het geld dat Dega verborgen houdt. De symbiose groeit uit tot een hechte vriendschap tussen beide pechvogels.
Deens regisseur Michael Noer houdt de camera dicht bij de gevangenen, maar dat brengt ons niet dichter bij hun (wan)hoop. Maleks Dega, met zijn nasale stem en eigenaardigheden, komt over als een poging om Hoffman na te doen. Papillon ondergaat wrede folteringen, maar zijn tanden blijven spierwit. Zijn nagels worden wel vuil.
We komen deze keer meer te weten over de dief, voor en na zijn gevangenschap, maar ondanks de substantiële verschillen lijkt deze Papillon, meer dan remake, een vervalsing. Deze verfilming heeft ongetwijfeld zijn merites, maar blijkt uiteindelijk een overbodige onderneming.