De vreemde is weer opgejaagd wild
Wat bedoelt Donald Trump eigenlijk met ‘het Westen’ dat hij zegt te willen verdedigen, vraagt IAN BURUMA zich af.
Wie? Doceert democratie en mensenrechten aan Bard College (New York). Hoofdredacteur van ‘The New York Review of Books’.
Wat? In de marges van westerse landen hebben raciale vooroordelen altijd bestaan. Maar Trump gaat verder: hij heeft racisme naar het centrum van de politiek getrokken.
Brullende Duitsers die met uitgestrekte rechterarm buitenlanders door de straten jagen, dat is geen opwekkend beeld. Het gebeurde onlangs in het Duitse Chemnitz. De politie kon de meute, die in actie kwam na een messengevecht waarbij een Cubaanse Duitser werd neergestoken door twee migranten uit het MiddenOosten, niet tegenhouden (DS 2 september). De horde leek in veel opzichten op de neonazi’s, KuKluxKlanaanhangers en andere rechtsextremisten die een jaar geleden in Charlottesville (Virginia) de straat opgingen. Beide steden gaan gebukt onder een bezoedelde geschiedenis: twee dictaturen in Chemnitz en slavernij in Charlottesville. En in beide steden wordt het extremisme onder meer veroorzaakt door racisme.
Veel blanke Amerikanen, vooral in landelijke delen van de Deep South, hebben het relatief zwaar: armoede, gebrekkig onderwijs, weinig kansen om hun levens te verbeteren. Maar zij konden zich tenminste nog altijd beter wanen dan de zwarte bevolking. Daarom ervoeren velen het presidentschap van Barack Obama als een belediging. Donald Trump buit de angst en de woede die daarna overbleven, perfect uit.
Immigranten voortrekken
Een aantal mensen uit de voormalige DDR was niet in staat om de kansen in het postcommunistische Duitsland te grijpen. De schuld voor al hun ellende werd en wordt snel gegeven aan asielzoekers en immigranten, die door de Duitse overheid zouden worden voorgetrokken.
Zo’n angst voor verlies van status heerst overal in het Westen. De opkomst van China speelt daarbij wellicht een rol, evenals een algemeen gevoel dat Europa en de Verenigde Staten steeds minder de toon aangeven in de wereld. Dat is vermoedelijk waar
Trump op doelde toen hij vorig jaar in Warschau zei: ‘De fundamentele vraag van onze tijd is of het Westen de wil kan opbrengen om te overleven.’
Dat roept een andere vraag op. Wat bedoelde Trump precies met ‘het Westen’, en is de verdediging ervan noodzakelijk een teken van racisme? Aan het begin van de twintigste eeuw werd het Westen door zijn vijanden vereenzelvigd met ‘AngloFrancoAmerikaanse’ vrijheid en democratie. Radicaalrechtse nationalisten zagen Londen en New York als ‘verjoodst’. In die landen zou alles draaien om geld – niet om de waarden van bloed en bodem.
Stok om moslims te slaan
Maar betekenissen verschuiven. Volksmenners in Nederland en Scandinavië gebruiken tegenwoordig zaken als homo en vrouwenrechten als stok om moslims mee te slaan. Zij profileren zich als de beschermers van het Westen tegen de islam. De vaak gebezigde term in deze kringen is het ‘joodschristelijke Westen’. Zo, en ook door hun genegenheid voor de machthebbers in Israël, proberen zij zich in te dekken tegen aantijgingen van antisemitisme.
Uitingen van antisemitisme in Europa waren tot het eind van de negentiende eeuw meestal religieus van aard: joden hadden Jezus vermoord. Toen pseudowetenschappelijke rassentheorieën hun opgang maakten, veranderde ook de retoriek van het antisemitisme. Zodra er sprake was van een biologisch onderscheid tussen joden en ‘ariërs’, was er geen ontsnapping meer mogelijk uit de raciale fuik.
Mensen die betogen dat de islam de grootste bedreiging voor de westerse beschaving is, verkondigen dikwijls dat islam helemaal geen religie is, maar een cultuur die onverenigbaar zou zijn met ‘westerse
waarden’. Precies hetzelfde werd ooit alom over de ‘joodse cultuur’ beweerd.
Hoewel moslims, net als joden, uit vele landen komen en diverse etnische achtergronden hebben, kan islamofobie net als antisemitisme ook een vorm van racisme zijn. Mensen die met de islam worden geassocieerd door hun familieachtergrond of door actieve belijdenis, worden gezien als vreemdelingen die uit de gemeenschap moeten worden geweerd. Moslims zijn zelden het enige doelwit van dat soort onverdraagzaamheid. De leus van de schreeuwende massa’s in Chemnitz was: ‘Duitsland voor de Duitsers, buitenlanders raus!’
De neonazi’s in Charlottesville wilden uiting geven aan hun cultuur door zich te tooien in de symbolen van het oude zuiden en door zwarte mensen te lijf te gaan. Daar ging het tenslotte om in de Amerikaanse Burgeroorlog: de strijd om de blanke overheersing. Maar diezelfde demonstranten riepen ook: ‘Wij zullen ons nooit door joden laten vervangen.’
Dergelijke sentimenten zijn nooit weg geweest in de ranzige marges van westerse landen – vooral in de VS, met hun lange geschiedenis van blanke overheersing. Ook in Europa gold niet zo lang geleden raciale superioriteit als rechtvaardiging van koloniale heerschappij. Amerikaanse politici zinspelen al lang op raciale vooroordelen om stemmen te winnen. Maar Trump gaat veel verder. Door te zeggen dat er zich ‘heel fatsoenlijke mensen’ onder de extremisten in Charlottesville bevonden, en door Mexicaanse immigranten te omschrijven als ‘verkrachters’, heeft hij racisme naar het centrum van de politiek getrokken. Als de machtigste westerse leider openlijk de massa’s ophitst tot geweld, is het snel gedaan met het Westen. Hoe je het ook definieert.