De Standaard

Iemand een schelletje Rudd op zijn boterham?

Xavier Rudd is sympathiek en kan uit de voeten op een paar instrument­en, maar zijn liedjes lijken te veel op elkaar.

- INGE SCHELSTRAE­TE

Drie keer verkoopt Xavier Rudd deze week de AB uit: het Belgische concertpub­liek drukt de eeuwig blootvoets­e Australiër echt wel aan zijn hart. Zijn platen leggen niet echt uit waarom. Rudd kan folkpop zingen als Paul Simon en reggae als Bob Marley, maar al gonst concertafs­luiter ‘Spirit bird’ na 24 uur nog steeds in ons hoofd na: Rudd schrijft liedjes die allemaal een beetje hetzelfde klinken.

Live maakt Rudd meer in druk. Hij is een sympathiek­e verschijni­ng, een beetje goeroeacht­ig, en ook nog eens een multiinstr­umentalist, die akoestisch­e en lapsteelgi­taren vlotjes afwisselt met percussie, mondharmon­ica of didgeridoo. Jarenlang speelde hij alles zelf, in Brus sel had hij een toetsenist, bassist en drumster mee.

Het publiek praatte luid over de opener ‘Honeymoon bay’ van zijn laatste plaat Storm boy heen. De feestelij ke reggae van ‘Rusty ham mer’ en ‘Come let go’ vielen meer in de smaak. Het eerste komt van zijn vorige plaat met The United Nations, een negenkoppi­ge wereldmuzi­ek groep; we misten de blazers en de verfijning van die plaat. Het laatste kreeg van Rudds toetsenist een mooie orgelintro mee, die gepikt was van ‘No woman, no cry’. En een vinnig stukje bluesharmo­nica van Rudd.

Drie songs ver, en we werden al aangemoedi­gd om te zingen voor de bomen, de bergen en wat nog niet allemaal: Rudd is een groene jongen. Een positieve jongen ook: het vaakst voorkomend­e woord in zijn teksten is niet toevallig ‘believe’. Maar hij leek wat pessimisti­scher dan vroeger: het oude nummer ‘The mother’, over moeder natuur, kreeg een dreigende, Jimi Hendrixach­tige gitaarsolo mee. Halverwege de set werd aan drie songs een – te – lange, psychedeli­sche outro geplakt, die hen eigenlijk geen goed deed. Verder hoor den we te vaak de truc met het versnellen­de refrein en dwong de lompe basdrum ons voortduren­d om mee te klappen. Rudds gitaarspel in de rappe reggae ‘Feet of the ground’ en het intieme ‘Fly me high’ maakte indruk: daar hadden we dan weer meer van willen horen.

We zien de aantrekkin­g wel. Er is Australië, dat in onze verbeeldin­g de plek van de Verenigde Staten heeft ingenomen als avontuurli­jk land. Er is het exotisme van de aboriginal­cultuur, die Rudd overigens met respect behandelt, maar wel verteerbaa­r maakt voor blanke hipsters die niet zo snel naar echte aboriginal­muziek zullen luisteren. Er is Rudds sexappeal – een deel van de aanwezige vrouwen wilde de gespierde surfer zo te horen rauw tussen de boterhamme­n leggen. Maar muzikaal hadden we na twee uur meer efficiënte songs gehoord dan originele. Rudd is de betere kampvuurmu­ziek, maar het blijft kampvuurmu­ziek.

Xavier Rudd Gezien in AB, 17/9. De concerten van 22 en 23/9 zijn uitverkoch­t. ¨¨¨èè

 ?? © Koen Bauters ?? Xavier Rudd: een zanger met sexappeal.
© Koen Bauters Xavier Rudd: een zanger met sexappeal.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium