Recht op politiek verlof
Die afdracht is beperkt, maar roomt de vergoeding nog wat meer af. Bij CD&V bijvoorbeeld hanteert de nationale partijleiding hiervoor een ‘streefcijfer’ van 7 procent. Woordvoerder Steffen Van Roosbroeck benadrukt dat elke afdeling ‘autonoom beslist over hoeveel het gaat en wat er mee wordt gedaan, bijvoorbeeld vormingscursussen betalen voor nieuwkomers in de politiek’.
Naast de presentievergoeding maken gemeenteraadsleden aanspraak op de terugbetaling van onkosten, bijvoorbeeld voor kinderopvang tijdens de maandelijkse zitting. Die kosten moeten bewezen worden. Een vast kostenforfait mag niet.
Schepen/burgemeester: behoorlijk
Een goed verkiezingsresultaat doet de kansen stijgen om in de bestuursmeerderheid te belanden – en wie weet zelfs promotie te maken van ‘gewoon’ gemeenteraadslid naar het mandaat van schepen of burgemeester.
In dat geval wordt geld een belangrijker thema, want burgemeesters, schepenen en OCMWvoorzitters krijgen een wedde. En die wedde is volgens de VVSG ‘behoorlijk’.
De wedde van een burgemeester hangt af van het inwonersaantal van zijn gemeente en is uitgedrukt in een percentage op de wedde die een lid van het Vlaams Parlement verdient. Zo krijgt bijvoorbeeld een burgemeester van een kleine gemeente, met 5.000 inwoners, 47,7% van die parlementaire wedde. Geïndexeerd is dat nu 42.750 euro bruto per jaar.
Vanaf 50.000 inwoners verdienen de burgemeesters meer dan een parlementslid. In Antwerpen en Gent loopt de lokale wedde op tot 135.290 euro bruto per jaar. Opgelet: als die burgemeester tegelijk ook in het parlement zetelt, wordt zijn/haar totale wedde geplafonneerd op anderhalve parlementaire wedde. Ministers mogen geen lokaal mandaat als burgemeester of schepen opnemen.
Schepenen verdienen 60 tot 75 procent van de burgemeesterswedde in hun gemeente, naargelang van het inwonersaantal. In ons voorbeeld van een gemeente met 5.000 inwoners gaat het om 25.650 euro bruto per jaar; in Antwerpen wordt dat 101.470 euro.
Altijd belastingen betalen
Lokale politiek komt niet voor op de lijst met activiteiten waarbij u onbelast kan bijverdienen.
Integendeel, burgemeesters en schepenen moeten hun wedde als beroepsinkomsten aan de fiscus aangeven, zoals werknemers dat met hun loon moeten doen. Ze kunnen wel beroepskosten in rekening brengen. Hiervoor bestaan
afwezig te zijn op het werk om hun politiek mandaat uit te oefenen, bijvoorbeeld om de gemeenteraad bij te wonen of voor te bereiden. Gewoon een dagje vakantie mag niet; de werkgever kan om bewijsstukken vragen van de bijgewoonde vergadering. Er is geen verschil tussen iemand met een voltijdse of deeltijdse job.
Voor een burgemeester of schepen is er keuze uit twee formules: doorwerken in loondienst en (maximaal) twee dagen per week aan politiek doen; of de arbeidsovereenkomst opschorten tijdens het mandaat. Voor gewone raadsleden hangt de regeling af van de grootte van de gemeente: in kleine gemeenten gaat het om een halve dag politiek verlof per maand, in gemeenten vanaf 10.000 inwoners is dat een dag per maand, met behoud van loon (zoals bij een ziektedag). Voor burgemeesters en schepenen is het politiek verlof onbetaald.
Nog een extraatje: wie kandidaat is bij de verkiezingen, geniet tijdens een periode van zes maanden voor tot drie maanden na de stembusgang een ontslagbescherming; voor verkozen raadsleden is dat gedurende het hele mandaat (en de zes maanden die daarop volgen). (jir) drie formules: het wettelijk forfait dat voor iedereen geldt (met als maximum 4.320 euro), de werkelijke kosten bewijzen, of kiezen voor het speciaal kostenforfait voor politieke mandaten (voor burgemeesters is dat maximaal 6.815 euro, voor schepenen 4.089 euro), maar opgelet: als ze van hun gemeente terugbetaling hebben gekregen van kosten voor verplaatsingen of telefonie, moeten ze die aftrekken van dit kostenforfait.
Voor de presentiegelden van de raadsleden geldt een andere fiscale behandeling. Zij moeten het bedrag aangegeven in deel 2 van de belastingaangifte, onder ‘baten’ (in code 1650). Ook zij kunnen kiezen tussen het wettelijk kostenforfait of het bewijzen van de werkelijke beroepskosten.