Het Westen is niet de hele wereld
Tinneke Beeckman reduceert de boodschap van VUBrector Caroline Pauwels tot een allesofnietsverhaal (DS 20 september). Pauwels hield vorige week een pleidooi voor de verlichting, maar waarschuwde tegelijk voor het misbruik van die traditie om bepaalde bevolkingsgroepen uit te sluiten (DS 15 september).
Beeckman leest in die boodschap een oproep om het westerse karakter van de verlichting en dus van de westerse geschiedenis in het algemeen te verwaarlozen. ‘Jongere generaties mogen niet onterfd worden van het rijke westerse verleden, omdat diversiteit het nieuwe ordewoord zou zijn. Veel keuze is er niet: zonder kennis van het verleden, kan de toekomst alleen eenzaamheid zijn’, schrijft Beeckman.
Als historici gaan wij vanzelfsprekend akkoord met het benadrukken van de nood aan historische kennis. Maar historische kennis anno 2018 moet veel verder reiken dan westerse geschiedenis. Zoals wij het begrijpen en beoefenen, moet historische kennis helpen om de blik op het verleden te verbreden en om de geschiedenis van de westerse wereld naast die van andere regio’s te plaatsen.
Die geschiedbeoefening helpt om Europa (en bij uitbreiding de VS) te ‘provincialiseren’, zoals de Indiase historicus Dipesh Chakrabarty het noemt. Het postkoloniale perspectief dat Chakrabarty voorstaat, is helemaal geen pleidooi om de geschiedenis van de westerse wereld of de westerse roots van de verlichting te negeren. Het gaat erom het bestaan te erkennen van verschillende per spectieven die net helpen om de westerse geschiedenis beter te begrijpen. Het is geen kwestie van ‘postkoloniale wraak’, ‘politieke correctheid’ of ‘postmodern relativisme’ maar van erkenning van alternatieve invullingen van begrippen zoals rede, kennis, vrijheid of waarheid. Zulke nieuwe perspectieven zijn niet bedoeld om het verlichtingsdenken te vernietigen, maar om het in zijn totaliteit te bestuderen en te problematiseren. Dat is het elementaire deeltje van de filosofische discipline en van de wetenschap in zijn totaliteit.
Verschillende perspectieven zijn noodzakelijk om de complexiteit van het menselijke bestaan te analyseren. De wetenschap is geen vrije markt van meningen waar elke persoonlijke opinie zich tot feit kan verheffen. Iemand die, bijvoorbeeld, bedelarij bestudeert, stelt snel vast dat beleidsmakers, hulpverleners, buurtbewoners, sociologen en bedelaars anders naar eenzelfde fenomeen kijken. Ze hebben allemaal recht op een eigen perspectief, maar van een wetenschapper wordt verwacht dat hij de verschillende visies naast elkaar legt en systematisch analyseert welke premissen worden gehanteerd.
Studenten leren zichzelf, de eigen leefwereld en de maatschappij in vraag te stellen. De inzichten en werktuigen van feministische studies, genderstudies en postkoloniale studies openen voor hen een veelvoud aan benaderingen. Daarbij moeten soms diepgewortelde overtuigingen op de schop, zoals het zogenaamde universele karakter van de verlichting. Beeckman vraagt zich af waarom mensen uit Afrika of Azië zich niet verbonden zouden voelen met verlichtingsidealen zoals gelijkheid, wetenschappelijk onderzoek en democratische structuren.
Maar wat als de toepassing van die idealen in de praktijk (buiten en binnen Europa) tot ongelijkheid, onderdrukking van zogenaamd irrationeel gedrag en de vernietiging van lokale bestuursvormen leidde? Er is dus wel degelijk veel keuze: er zijn nog te veel geschiedenissen die we nog niet kennen. Zoals de talloze filosofische tradities uit Afrika, Azië en LatijnsAmerika die zo goed als afwezig zijn in ons onderwijssysteem.
De wetenschap is geen vrije markt van meningen waar elke persoonlijke opinie zich tot feit kan verheffen