Uitkeringen zijn geen spelletje hoger/lager
Werklozen aan het begin een hogere uitkering geven, dat oogt voor de betrokkenen als een aantrekkelijk voorstel, ook al gaat ze na verloop van tijd sneller naar beneden. Maar een groep WETENSCHAPPERS vreest kwalijke gevolgen.
Tijdens de eerste zes maanden dat iemand werkloos is hem een hogere uitkering toekennen. In de daaropvolgende maanden die uitkering sneller doen dalen dan vandaag. Dit is wat de federale regering besliste in de ‘arbeidsdeal’ van het zomerakkoord. Daarmee wil ze mensen zonder werk aanzetten om harder op zoek te gaan naar een baan en een werkaanbod sneller te aanvaarden. De regering schermde met wetenschappelijke argumenten. Maar is er hierover wel eensgezindheid binnen de wetenschap? Wij denken van niet. Bovendien ondergraaft deze deal een van de primaire doelstellingen van het werkloosheidsstelsel.
Dé werkloze bestaat niet
Wetenschappelijke studies bevestigen dat een uitkering die afneemt naarmate iemand langer werkloos is, een sterkere stimulans bevat om werk te zoeken en te vinden in vergelijking met een uitkering die constant blijft. De werkloze anticipeert immers op de dalende uitkering. Daarom gaat hij van bij het begin van de werkloosheidsperiode harder zoeken naar werk om het inkomensverlies te voorkomen. Het is ook niet uitgesloten dat langdurig werklozen sterker op financiële prikkels reageren dan wie nog maar net werkloos is. Mensen gebruiken immers hun spaartegoeden om het effect van een inkomensdaling op hun consumptie op te vangen. Naarmate iemand langer werkloos blijft, geraken die spaartegoeden gaandeweg uitgeput. De inkomensschok van de lagere uitkering kan daardoor steeds moeilijker opgevangen worden.
Toch betekent dit niet noodzakelijk dat dalende uitkeringen de tewerkstellingskans ook verhogen.
Werklozen zijn, om te beginnen, niet allemaal gelijk. Naargelang van de omstandigheden, zoals het opleidingsniveau of de gezinssituatie, werkt de stimulans van dalende uitkeringen beter voor de ene werkloze dan voor de andere. Werklozen voor wie de stimulans beter werkt, vinden sneller werk. In groepen die al langer werkloos zijn, vinden we daardoor meer mensen voor wie de stimulans minder goed werkt. Dit pleit ervoor om de uitkeringen eerder te verlagen in het begin van de werkloosheidsperiode dan pas na verloop van tijd.
Het effect van financiële prikkels zelf kan ook afnemen naarmate iemand langer werkloos is. Als een werkgever de keuze heeft tussen twee gelijke kandidaten, zal hij de kandidaat aanwerven die minder lang werkloos is. Alleen al hierdoor neemt de impact van financiële prikkels op de tewerkstellingskans af naarmate mensen langer werkloos blijven, zelfs indien het effect van een lagere uitkering op de zoekin spanning dezelfde blijft doorheen de werkloosheidsperiode.
Daarbovenop komt dat werklozen van hun kant na verloop van tijd hun motivatie om werk te zoeken verliezen. Ook de geleidelijke uitholling van hun vaardigheden naarmate ze langer werkloos blijven doet de kans op aanwerving dalen naarmate ze langer werkloos zijn.
Vraag het aan de Zweden
Het gezaghebbende American Economic Review rapporteerde recent de resultaten van een onderzoek dat voor het eerst naging wat, rekening houdend met al deze factoren,
Wie? Wetenschappers verbonden aan verschillende universitaire instellingen
Wat? De resultaten van een Zweedse studie zijn niet letterlijk toepasbaar op België, maar ze nopen de federale regering wel tot grote omzichtigheid bij het invoeren van haar plannen.
het nettoeffect is van dalende werkloosheidsuitkeringen op werk vinden. De studie baseert haar bevindingen op een hervorming van het Zweedse werkloosheidsstelsel.
Het Zweedse werkloosheidsstelsel is genereuzer dan het Belgische. De werklozensteun bedraagt er bij aanvang 80 procent van het geplafonneerde laatste loon. Ter vergelijking, in België bedraagt dit maximaal 65 procent en daalt het naarmate iemand langer werkloos is. De uitkeringen in Zweden zijn, net als in België, onbeperkt in de tijd. In 2001 introduceerde de Zweedse overheid een verlaging van de uitkeringen na een werkloosheidsduur van 20 weken. Met deze hervorming kon worden nagegaan hoe groot de nettoimpact van financiële prikkels in werkelijkheid is op aanwerving. De studie vindt dat die impact sterk daalt naarmate iemand langer werkloos is. Het effect van financiële prikkels is minstens driemaal zo sterk in de eerste en tweede maand van de werkloosheid in vergelijking met na zes maanden. Ook na drie maanden is de prikkel nog altijd dubbel zo sterk als na zes maanden. De auteurs besluiten daaruit dat het veel efficiënter is de uitkeringen te verlagen in het begin van de werkloosheidsperiode, eerder dan na verloop van tijd. Dit is net het tegenovergestelde van wat de Belgische regering doet, namelijk de uitkering verhogen tijdens de eerste zes maanden en vervolgens sneller laten dalen dan nu het geval is.
Bezint eer ge begint
Behalve op tewerkstelling heeft de hervorming een bijkomend effect. Ze holt een van de basisdoelstellingen van het werkloosheidsstelsel uit, namelijk mensen verzekeren tegen inkomensverlies. Langdurig werklozen beschikken over minder spaargeld. Een euro is voor hen meer waard dan voor wie nog maar net het werk heeft verloren. Ook om die reden zou het beter zijn de uitkering te laten stijgen met de werkloosheidsduur in plaats van ze te laten dalen.
We zijn ons ervan bewust dat een conclusie gebaseerd op Zweedse cijfers niet zomaar veralgemeend kan worden naar andere landen. Maar je kunt er niet omheen dat de conclusie en aanbeveling van de genoemde studie voor het Zweedse uitkeringsstelsel heel duidelijk zijn en dat ze op zijn minst vragen doen rijzen bij de op stapel staande hervorming in België.
Onze conclusie is niet dat de Belgische uitkeringen verlaagd moeten worden in het begin van de werkloosheidsperiode. Maar misschien is de werkloosheidsuitkeringen nog sneller laten dalen over de tijd net het omgekeerde van wat vanuit economisch standpunt te verantwoorden valt. Daarom zou de regering dit best eerst grondig laten onderzoeken vooraleer ze beslissingen neemt met mogelijk zeer negatieve gevolgen voor een van de fundamenten van onze welvaartsstaat. Bart Capéau (KU Leuven), Bart Cockx (UGent), Koen Decancq (UAntwerpen), André Decoster
(KU Leuven), Muriel Dejemeppe (UCLouvain), Mathias Hungerbühler
(Université de Namur), Camille Landais (London School of Economics), Erwin Ooghe (KU Leuven), Sergio Perelman (Université de Liège), Pierre Pestieau (Université de Liège), Frans Spinnewijn (KU Leuven), Johannes Spinnewijn (London School of Economics), Erik Schokkaert (KU Leuven), Dirk Van de gaer (UGent), Frank Vandenbroucke (Universiteit van
Amsterdam), Bruno Van der Linden (FNRS et UCLouvain)
‘Een vrouw die in de jaren 70 niet promiscue was, gold als een bekrompen trut.’ En daar hebben we nu nog de MeToogevolgen van. Zeg dat de Nederlandse columniste SYLVIA WITTEMAN het gezegd heeft (in de Volkskrant).
Conclusie en aanbeveling voor het Zweedse uitkeringsstelsel doen vragen rijzen bij de op stapel staande hervorming in België