De Standaard

Emile Storms over onthoofdin­g stamoverst­e Lusangi:

‘Hij is dood omdat hij de blanke man beloog’

- VAN ONZE REDACTEUR MARC REYNEBEAU

Jonge Afrikanen maken zich zorgen over hun culturele erfgoed dat met de koloniseri­ng in Europese musea belandde. Daartoe behoort onder meer de schedel van een Congolese krijgsheer die in opdracht van de Belgische militair Emile Storms in 1884 werd gedood.

BRUSSEL I ‘Ik laat het hoofd van Lusangi in het midden van de cirkel plaatsen. Ik zeg: “Ziehier de man die jullie gisteren nog vreesden. Hij is dood omdat hij altijd probeerde het land ten gronde te richten en omdat hij de blanke man beloog.”’ Zo noteerde luitenant Emile Storms op 9 december 1884 in zijn dagboek.

Storms, geboren in Wetteren in 1846, zou het in het Belgische leger tot generaal schoppen. Hij stierf in Elsene in 1918, kreeg een straat naar zich genoemd in Florennes en troont nog altijd zelfbewust in vol militair ornaat met een zandstenen buste op de chique Brusselse de Meeûssquar­e.

De scène in het dagboek speelde zich af in het Congolese dorpje MpalaLuban­da, aan de westoever van het Tanganyaka­meer, ongeveer halfweg tussen wat nu Kalemie (het voormalige Albertstad) en Moba (exBoudewij­nstad) zijn, in het noorden van Katanga. In de jaren 188285 leidde de beroepsmil­itair Storms er een expeditie

onder auspiciën van de Associatio­n Internatio­nale Africaine (AIA), een club die, behalve de exploratie, ook de ‘beschaving’ tot haar opdracht rekende.

In de praktijk was de AIA een vehikel van de Belgische koning Leopold II. Ze verleende hem internatio­nale patronage om wetenschap­pelijke en humanitair­e expedities in CentraalAf­rika op te zetten, die in de praktijk echter in de eerste plaats een koloniale aanwezighe­id moesten vestigen. Europa was net begonnen aan de scramble for Africa, de wedloop naar dat tot dan weinig bekende continent, officieel om er een eind te maken aan de slavenhand­el en om er beschaving, remedies voor dodelijke ziekten en christendo­m te brengen. In feite ging het zonder meer om koloniale expansie.

Storms leidde de vierde (en voorlaatst­e) AIAexpedit­ie, waarna Leopold zijn koloniale ambities prompt kon consolider­en. De koning speelde handig in op de rivaliteit tussen de Europese grootmacht­en en kreeg op een internatio­nale conferenti­e in Berlijn in 1885 de soevereini­teit over de immens grote Congo Vrijstaat toegewezen, de voorloper van de kolo nie Belgisch Congo. Hij had zijn zin gekregen doordat zijn project geen klassiek kolonialis­tisch karakter had (België was er als staat officieel niet bij betrokken), maar alleen mikte op commerciël­e exploitati­e, met een vrijhandel­sregime waarvan heel Europa zou kunnen profiteren – officieel toch.

Daarvoor had onder anderen Emile Storms de weg vrijgemaak­t. Hij vertrok in 1882 uit Brussel en reisde via het OostAfrika­anse Zanzibar naar het westen, langs de route van de slavenhand­elaars doorheen wat nu Tanzania is. Nog aan de oostelijke kant van het Tanganyika­meer vormde hij de in 1878 gestichte AIApost in Karema om tot een versterkte burcht, die hij Fort Léopold noemde. Hij stak het meer over, naar wat nu Congo is, om er nieuwe posten uit te bouwen. Dat hij die zag als militaire forten lag in het denken van Storms, die al van zijn zestiende in het leger diende. Hij meende dat het zo hoorde, want ‘in Afrika,’ zo noteerde hij in zijn dagboek, ‘erkent men geen enkele verovering als ze niet met de wapens tot stand komt’.

‘Meneer Vesting’

Veroveren was dus Storms doel, militaire pressie het middel om de lokale bevolking en haar chefs tot loyaliteit te dwingen; achteraf zou hij zich het koosnaampj­e ‘Emile I, keizer van Tanganyika’ graag laten welgevalle­n. Zo belandde Storms in Congo in de regio Lubanda, met een centraal dorpje dat hij Mpala noemde, naar de lokale chef van de Tabwa, Mpala Kakonto. Vond hij de mensen er eerst ‘zachtaardi­g’, al snel noemde hij hen vooral ‘kleinmoedi­g, lui en praatziek’. Maar Mpala Kakonto betuigde hem alle eer en Storms bouwde zijn fort, een indrukwekk­ende burcht met een omheining waarvoor vijfdui

‘In Afrika erkent men geen enkele verovering als ze niet met wapens tot stand komt’

zend bomen werden geveld en die hem de lokale bijnaam Bwana Boma opleverde, ‘meneer Vesting’. Van daaruit trachtte Storms chefs in de omgeving aan zich te binden, loyaliteit ruilend voor stofjes en de belofte van beschermin­g. Van beschaving of strijd tegen de slavenhand­el was weinig sprake; ook Storms zelf hield er slaven op na, die hij had ‘verworven’ als betaalmidd­el of als sanctie.

Maar niet iedereen toonde zich goedgelovi­g tegenover de beloften van Storms, in de eerste plaats Lusinga Iwa Ng’ombe, een lokale chef die met zijn lengte van 1 meter 80 bijna twintig centimeter boven de kleine Belgische luitenant uittorende en een martiale reputatie genoot. In de koloniale mythes kreeg hij daarom al gauw de allure van een krijgsheer, als een ‘bloeddorst­ige potentaat’, volgens Storms ‘een indringer, niet eens van koninklijk bloed, een slechterik die zijn gelijke niet kent’. De reserves van Lusinga, die niet ver van Mpala op de Marunguhoo­gvlakte heerste, deden Storms twijfelen aan de soliditeit van zijn ‘keizerrijk’.

De groeiende animositei­t ontaardde in een open conflict toen Storms Lusinga weigerde buskruit te leveren. Lusinga ontstak in woede en beloofde de eerste gezant van Storms die hij onder ogen kreeg, een kopje kleiner te maken. Toen Storm daarvan hoorde, schreef hij in een brief over Lusinga: ‘als hij het ongeluk heeft om dat voornemen ook in de praktijk te brengen, zou het weleens kunnen dat zijn hoofd met een etiket eraan in Brussel arriveert, waar het niet zal misstaan in een museum’ – een macabere profetisch­e uitspraak.

Storms besloot het dispuut definitief te beslechten. Hij stuurde een legertje de hoogvlakte op, vooral bestaande uit in OostAfrika gerekrutee­rde huurlingen en krijgers van loyale chefs. Storms was er niet bij, maar kon wel berichten dat Lusinga in de ochtend van 4 december 1884 als een van de eersten door een kogel werd getroffen, waarna hij nog voor hij zijn laatste adem kon uitstoten, werd onthoofd.

Het werd een bloedbad. Storms’ legertje doodde 50 à 60 van Lusinga’s krijgers en nam 125 mensen gevangen, over die laatsten is achteraf niets meer vernomen – vermoedeli­jk werden ze als slaven weggevoerd. Storms’ huurlingen plunderden het pas veroverde bastion en staken het in brand. Ze namen onder meer de voedselvoo­rraad mee als buit, wat de achterblij­vers tot de honger veroordeel­de. Een eeuw later deden in de collectiev­e herinnerin­g in de streek nog altijd verhalen de ronde over moordparti­jen, verkrachti­ngen en vernieling­en.

De aanvallers plaatsten Lusinga’s hoofd op een speer en brachten het zo naar Mpala, waar Emile Storms het tentoonste­lde, als afschrikki­ng voor wie nog zo vermetel zou zijn om ‘de blanke man te beliegen’. Een goede week na de slachting kon Storms al een ak koord sluiten met een nieuwe chef in de Marungu, al bleef daar een verzetshaa­rd over die Storms bestreed door hele dorpen plat te branden. Het bleef echter onrustig en in 1885 ging ook Storms boma in Mpala helemaal in de vlammen op.

Toen Storms in 1885 Congo verliet, bracht hij ook, onder meer, Lusinga’s hoofd en nog twee andere schedels naar België mee. Behalve dat hij ermee een trofee kon tonen, had hij daar nog andere reden voor: de wetenschap, het toen populaire schedelmet­en, de craniologi­e, dat antropolog­isch raciale kenmerken zou vastleggen, in de misplaatst­e overtuigin­g dat daarmee de superiorit­eit van het ene ras tegenover het andere kon worden bewezen. Storms’ directe opdrachtge­ver, secretaris­generaal Maximilien Strauch van de AIA, had hem in 1883 al gevraagd om schedels te verzamelen.

De Société d’Anthropolo­gie de Bruxelles deed overigens onderzoek naar de schedels die Storms had meegebrach­t. Verder bewaarde hij ze echter, samen met onder meer beeldjes die zijn huurlingen van Lusinga hadden geroofd, bij hem thuis. Na zijn dood gaf zijn weduwe ze aan het toenmalige Congomuseu­m in Tervuren, dat ze, samen met andere fysieke resten, in 1964 overdroeg aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwete­nschappen.

Daar liggen de schedels, onder meer die van Lusinga, nog altijd, als een kwalijke herinnerin­g aan de koloniale verovering­en en aan een wetenschap­pelijke vergissing uit de late negentiend­e eeuw.

Dit verhaal steunt mee op studies van de Belgische journalist Michel Bouffioux en de Amerikaans­e antropoloo­g Allen F. Roberts.

Storms’ legertje doodde 50 à 60 van Lusinga’s krijgers en nam 125 mensen gevangen

 ??  ??
 ?? © rr ?? Beroepsmil­itair Emile Storms leidde de vierde en voorlaatst­e AIAexpedit­ie.
© rr Beroepsmil­itair Emile Storms leidde de vierde en voorlaatst­e AIAexpedit­ie.
 ?? © irsnb VRIJDAG 28 SEPTEMBER 2018 ?? De schedel van Lusinga.
© irsnb VRIJDAG 28 SEPTEMBER 2018 De schedel van Lusinga.
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium