Kapitein van Boon en Claus
Jan Walravens werd bij zijn dood op zijn vierenveertigste betreurd door gelijkgezinden als Boon en Claus. Jos Joosten schreef de biografie van de invloedrijke literatuurcriticus.
‘Jan Walravens, onze kapitein, is niet meer’, schreef een ontredderde Louis Paul Boon in 1965. Hugo Claus was zo mogelijk nog meer uit het lood geslagen door de dood van zijn vriend en mentor. Jan Walravens (19201965) heeft als schrijver nooit een groot publiek gekend, maar als criticus en bezieler van het tijdschrift Tijd en
Mens heeft hij een belangrijke rol gespeeld in de naoorlogse Vlaamse letteren. Jos Joosten richt met De verdeelde mens een klein – te klein – monument voor hem op.
Biografieën zijn er in vormen en maten: van droge levensbeschrijvingen, tot breed opgezette verhalen die over de schouder van het onderwerp van het boek een blik werpen op een heel tijdsgewricht. Ondanks zijn vlotte schrijfstijl schaart Joosten zich veeleer in de eerste categorie. Jan Walravens staat centraal in De verdeelde mens en als de hoofdpersoon niet expliciet naar de hem omringende wereld kijkt, doet de biograaf dat ook niet. Dat levert een verhaal op dat de lezer soms hongerig doet verlangen naar meer context.
Vrijdenker
Dit is vooral in de eerste hoofdstukken van De verdeelde
mens het geval. Joosten vertelt zijn verhaal bij vlagen alsof het een serie commentaren betreft op het reeds bestaande (maar bij weinigen bekende) beeld van Walravens als een vrijzinnige, existentialistische intellectueel. Dat leidt er enerzijds toe dat Joosten in Walravens’ vroege jeugd al kiemen ontwaart van zijn latere interesses – zo zouden in de uitgangspunten van de Katholieke Arbeidersjeugd elementen te vinden zijn van het existentialistische gedachtegoed. Anderzijds worden er heel wat bladzijden uitgetrokken om te benadrukken dat de jongen uit de SintJozefsparochie in Jan Walravens op een lezing in 1947. Veeweide niet als een vrijdenker ter wereld is gekomen, maar een redelijk typische katholiek was die een niet uitzonderlijke geloofscrisis doormaakte. Geen van beide denkbewegingen zijn noodzakelijk, of vruchtbaar. Door zich voortdurend te verhouden tot de latere Walravens laat Joosten bovendien de kans onbenut om zich vast te bijten in de ideologische ontwikkeling van Walravens, en met hem een hele generatie intellectuelen, die balanceerde op de rand van progressief katholicisme en vrijzinnigheid. Dat is jammer omdat op deze manier ook nooit duidelijk wordt hoe de ‘avantgardist’ Walravens zich precies ontworstelde aan de Vlaamse (literaire) traditie.
In de hoofdstukken waarin Walravens tijdens de oorlog als opgeëiste werkkracht in Berlijn verblijft, wordt al even weinig context verstrekt, al zou je kunnen zeggen dat het gebrek aan materiaal het verhaal hier in de kaart speelt. Walravens was tijdens deze maanden zelf weinig scheutig met informatie, zodat uit zijn diffuse getuigenissen het beeld ontstaat van een hongerige lezer die in een snel desintegrerende wereld alvast op zoek gaat naar de ideeën van morgen.
Ook op tv
Scherpzinnig en een tikje wereldvreemd zijn de termen die Walravens in het vervolg blijven typeren. Hij vestigt zijn naam als pleitbezorger van een nieuwe, ‘experimentele’ poëzie en als vroege commentator van het werk van JeanPaul Sartre. Hij slaagt er bovendien in de belangrijkste literatuurvernieuwers in één tijdschrift te verenigen. Maar of hij vervolgens doorheeft welke krachten zijn Tijd en
Mens, met Louis Paul Boon en Hugo Claus als onwaarschijnlijk duo in de gelederen, uit elkaar trekken, is zeer de vraag. Terwijl Boon en Claus de ontwrichte naoorlogse werkelijkheid met ontwrichtend proza te lijf gaan, lijkt Walravens veeleer op de eeuwig wikkende en wegende personages uit zijn eigen romans.
Pas als het te laat is, gaat Walravens op zijn strepen staan. In de tweede helft van de jaren 50 benadrukt hij een paar keer dat het zíjn polemieken waren die de literatuur na de oorlog hebben wakkergeschud. Maar het experiment was inmiddels dood en de goedmoedige ‘avantgardist’ restte nog slechts een (goedbetaalde) rol in het centrum van de literaire macht, ook op tv.
Was dan alles voor niets? Misschien. Misschien ook niet. Joosten heeft het aan het eind van de biografie over het episodische karakter van Walravens’ leven. In die opvatting volgt de ene episode op de andere omdat het leven nu eenmaal loopt zoals het loopt. Joosten weigert grote lijnen en al te definitieve conclusies te trekken. Het voordeel daarvan is dat de lezer gevrijwaard blijft van vrijblijvend gepsychologiseer. Het grote nadeel is dat de lezer van De ver
deelde mens Walravens zelf een plek in de traditie en in de bredere wereld (of ertegenover) mag geven. En dat is voorwaar een verdeeld genoegen.
Jan Walravens lijkt op de eeuwig wikkende en wegende personages uit zijn eigen romans