Eerlijke chocolade is een mensenrecht
België is een chocoladeland. Maar dat schept verplichtingen, zegt THOMAS MELS, op het vlak van duurzaamheid en kinderarbeid.
Cacao mag dan al de grondstof zijn van een lekkernij die ons land internationale faam bezorgt, de problemen die de sector kenmerken, zijn een reden om heel wat minder fier te zijn. Jaar na jaar verschijnen rapporten die de extreme armoede en het enorme probleem van kinderarbeid in de cacaoteelt aan de kaak stellen. In de WestAfrikaanse cacaoteelt verrichten meer dan 2 miljoen kinderen zwaar of gevaarlijk werk, verdienen boeren amper 67 cent per dag en verdwijnen grote stukken regenwoud in een pijlsnel tempo.
Ook de chocoladebedrijven ontkennen het licht van de zon al lang niet meer. Al sinds 2001 worden er dure eden gezworen dat het niet op die manier verder kan. Met het HarkinEngelprotocol en het International Cocoa Initiative dat daaruit voortvloeide, beloofden de grootste spelers in de cacaobusiness dat ze de ergste vormen van kinderarbeid de wereld zouden uithelpen. Bijna twintig jaar later stellen we vast dat het probleem nog is toegenomen. Door een dramatische daling van de cacaoprijs streek de chocoladeindustrie vorig jaar 4,7 miljard dollar extra op, terwijl de WestAfrikaanse cacaoboeren nog dieper in de armoede geduwd werden en het aantal gevallen van kinderarbeid opnieuw steeg.
Beleidsmakers blijven stil
Op een moment waarop iedereen de mond vol heeft van de duurzame ontwikkelingsdoelen en België zich internationaal profileert als verdediger van de mensenrechten, moet het verbazen dat onze beleidsmakers hierover zo stil blijven.
Ons land heeft nochtans recht van spreken én een verantwoordelijkheid. Het merk ‘Belgische chocolade’ blijft jaar na jaar groeien. In 2017 werd in België ongeveer 650.000 ton chocolade geproduceerd, goed voor een omzet van meer dan 4 miljard euro. We zijn de tweede grootste chocoladeexporteur ter wereld en 1 op de 10 van alle wereldwijd geoogste cacaobonen passeert onze landsgrenzen. Onze reputatie als chocoladeland is dus niet uit de lucht gegrepen. Maar terwijl we graag uitpakken
met het smaakvol eindproduct, besteden we veel minder aandacht aan hoe het er aan het begin van de chocoladeketen aan toe gaat.
Het valt dan ook toe te juichen dat minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo eerder dit jaar een initiatief aankondigde om de duurzaamheid in de Belgische cacaosector te verhogen. Voorlopig is er nog weinig duidelijkheid over de aanpak en de ambitie van het programma, maar als laatkomer in het debat kan ons land best meteen lessen trekken uit de ervaringen en (het gebrek aan) resultaten van eerdere initiatieven. Een van de belangrijkste lessen luidt dat een louter vrijwillige aanpak niet werkt. Ondertussen is bij na de helft van alle cacao gecertificeerd met een label en pronkt ongeveer elk cacaobedrijf met een eigen duurzaamheidsprogramma. Toch leeft de gemiddelde boer in extreme armoede.
In april van dit jaar riep de hele cacaosector tijdens de World Cocoa Conference in Berlijn nog op tot ingrijpende veranderingen. Vandaag ligt de focus te eenduidig op het verhogen van productiviteit, zonder garanties op een beter inkomen. En zolang de grote bedrijven er niet in slagen het inkomen van de boer op een niveau te krijgen dat hem of haar toelaat waardig te leven – en dus een hogere prijs voor de cacao te betalen – zal de sector niet duurzaam zijn. Want je mag als boer dan al met de steun van een chocoladebedrijf inzetten op betere teelttechnieken, wanneer de prijs voor je product vervolgens bijna halveert, is er opnieuw
geen geld om de kinderen te voeden en naar school te sturen.
Onze politici stoppen dus het best met rond de pot te draaien. Het is hoog tijd dat het debat rond de zorgplicht die bedrijven hebben om de mensenrechten en het milieu in hun toeleveringsketens te respecteren ook in België hoger op de politieke agenda komt. In de meeste van onze buurlanden leidde dat debat al tot concrete beleidsinitiatieven.
In ons land blijft het ondertussen bijzonder stil. Onderzoekers van de KU Leuven oordeelden eerder dit jaar dat onze regering met de voeten sleept als het gaat over acties om bedrijven aan te zetten om zogenaamde human rights due dilligence toe te passen in hun bedrijfsvoering. Op enkele weken van de vierde onderhandelingsronde over een bindend VNverdrag rond bedrijven en mensenrechten neemt ons land nog steeds een erg afwachtende houding aan.
Zakken van 50 kilo
Voor de zomer kreeg België een tijdelijk zitje in de VNVeiligheidsraad. In de lange lobbycampagne daarnaartoe zwaaide onze regering met het Belgische trackrecord als verdediger van de mensenrechten. Minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders noemde het respect en de promotie van mensenrechten een van de belangrijkste prioriteiten voor België. Ook minister De Croo benadrukte dat een mensenrechtenbenadering ‘centraal’ in zijn beleid staat.
De urgentie op het terrein in onder meer de cacaosector toont dat die mensenrechtenbenadering ook vooraan in ons handels en economisch beleid moet staan. Dat impliceert een moedige en ambitieuze strategie om bedrijven te verplichten de mensenrechten te respecteren in al hun activiteiten. Zodat we binnen twintig jaar kunnen vaststellen dat de nakomelingen van de huidige Ivoriaanse en Ghanese kinderen niet op hun beurt met machetes en zakken van 50 kilo aan de slag moeten. Maar dat ze op de schoolbanken zitten, terwijl hun ouders eindelijk een leefbaar inkomen verdienen.
Didier Reynders noemde de mensenrechten een van de belangrijkste prioriteiten voor België in de Veiligheidsraad, maar ons land wacht af