Hoe ik de Schauvliege van mijn straat werd
Een dikke twee jaar geleden kochten mijn lief en ik een huis in een stille straat van een Gentse deelgemeente met een niet zo beste reputatie. De tuin strekte zich meters ver uit en helemaal achteraan was een moestuin. Ik wilde daar gewoon gras op laten groeien, maar dat was buiten mijn lief gerekend. Moestuinieren, dat was volgens hem een fluitje van een cent.
Het eerste voorjaar hier stortte ik mij dus als een dolle hond op dat achterste stuk van de tuin. Ik wachtte ongeduldig tot ik mijn eerste oogst kon binnenhalen. Plots werd ik iemand die het weerbericht in de gaten hield en zich druk maakte over een tekort aan regen. Pas toen de ijsheiligen het land uit waren, kon ik weer met een gerust gemoed gaan slapen. Uiteindelijk gebeurde er op vrij spectaculaire wijze bijna niets in de moestuin. Broccoli noch bloemkool gaven een krimp, de aardbeiplantjes verpieterden, het aalbessenstruikje verloor zijn blaadjes.
‘De grond is te arm’, zei mijn lief. ‘En ook: het is hier te donker, met die overhangende takken.’ De hoog opgeschoten bomen in het verwaarloosde stuk tuin van de achterbuurman waren het probleem. Ook mijn naaste buren hadden last van de vuilzakken vol bladafval in de herfst. ‘Uw voorganger is dat verschillende keren gaan vragen, om die bomen te snoeien, maar hij wilde niet’, zei mijn buurman schouderophalend.
Op een mooie zondagmorgen toog ik optimistisch naar de knorpot in kwestie. Nadat ik had aangebeld, hoorde ik van boven mij ‘Veur wad est?’. Ik zag een grijsaard in een marcelleke.
‘Wel,’ begon ik, ‘Ik woon hier achter en ik kwam eigenlijk vragen …’
‘Die bomen? Nee, die kap ik niet, vergeet het.’
‘Gewoon die overhangende takken weghalen is genoeg’, probeerde ik nog.
‘Ik begin er niet aan’, zei hij voor zijn hoofd naar binnen verdween en ik droop af.
Ik haalde er dus de wijkagent bij. Die kon enkel vaststellen dat er weinig ruimte voor discussie was: de bomen moesten gesnoeid. En dat zou mijnheer onverwijld doen eens het hoopje compost weg was dat tegen zijn kant van de draad lag. Daar zorgde ik voor, en vervolgens gebeurde er weer een tijdje helemaal niets. Ik mailde nog eens naar de wijkagent. Zij telefoneerde nog eens met de buurman en sprak hem streng toe. Zo walsten mijn achterbuurman en ik een tijdje in het rond. Maar plots stopte de muziek en schreef ik een ingebrekestelling. En voorwaar, een wonder geschiedde. Enkele dagen later werden de bomen gesnoeid.
Ineens stond ik in mijn straat bekend als dat madamke dat die ouwe brombeer op de knieën had gekregen. Loftuitingen, felicitaties en onverholen bewondering waren mijn deel.
Aangespoord door mijn succes schoten nu ook de buren in actie. De wijkagent draaide overuren, printers raakten oververhit door boze brieven. Nu ging de oude man helemaal overstag. Op een mooie zomeravond kwam hij mij vragen of ik de rest van de buren wilde vertellen dat hij de achterste rij bomen helemaal zou liquideren. Of dat niet een beetje drastisch was, vroeg ik. Helemaal niet, vond hij. Bovendien: hij wilde voor eens en voor altijd van het gezeur af zijn. We moesten gewoon nog even geduld hebben, want de bomenkapper die hij had aangesproken was even buiten strijd. Uit een boom gevallen.
Elke week pent een gastschrijver een tranche de vie neer. Deze maand: Ingrid Verbanck is marketeer en geeft les. In de tijd die rest kijkt ze met licht cynische blik naar de wereld.