‘Dank aan mijn boekhouder, voor zijn geduld’
MICHIEL LEEN
Kunt u zeggen hoeveel u verdient?
‘Ik ben zo’n twintig jaar zelfstandige, via een vereniging onder firma (vof). Die heette eerst “De Graeve en Dochters”, maar veranderde van naam toen ik ook een zoon kreeg. Sindsdien heet ze “Moed en Vermaak”, wat aardig samenvat wat ik doe. Ik maak televisie, schrijf en geef boeken uit. Zoals elke zelfstandige keer ik mezelf een maandelijks vast loon uit, 2.000 euro. Het bedrag dat ik met mijn bedrijf factureer, varieert.’
Wordt er in de creatieve sector anders over geld gedacht of gesproken dan in andere sectoren?
‘In wezen niet, denk ik. Een aandeelhouder spreekt anders dan een loontrekkende, dat lijkt me logisch. Het valt me op dat bij kranten en tijdschriften, de lonen achteruitgaan, terwijl de levensduurte dat niet doet. Daar kan ik wel over tobben.’
Krijgt u advies in geldzaken?
‘Mijn echtgenote staat voor de “Moed” in de naam van de zaak. Zij adviseert me en volgt de geldzaken mee op. We hebben ook een boekhouder, die ik via deze weg graag wil bedanken voor zijn geduld, want enige slordigheid is ons niet vreemd.’
Waar kunt u geen geld aan uitgeven? Waaraan wel?
‘Ik vrees dat ik veel te veel uitgeef aan boeken. Terwijl ik weet dat ik er veel meer koop dan lees. Echt belachelijk, maar ook schoon. Ik probeer het ook te zien als een investering in ons interieur, want boeken stralen toch gezelligheid uit, niet?’
Hebt u ooit iets voor geld gedaan waar u spijt van hebt?
‘Nee, echt niet. Het omgekeerde wel, ik heb weleens geld uitgegeven en daar spijt van gehad. Niet alleen aan van die wurgcontracten bij een fitnessclub, maar ook op reis aan een dure toeristische attractie die twee uur duurt en waarvan je na tien minuten het gebrekkige Engels van de Aziatische gids al helemaal niet meer kunt volgen, dat soort dingen.’
Geeft u aan anderen?
‘Een kwarteeuw geleden won ik eens met Subito, zo’n krasspel. Het was aan een krantenkiosk op de Gentse Korenmarkt, ik was samen met een kameraad. Ik had eerst niet goed gekeken, hij wees me erop dat ik wel degelijk gewonnen had. Het was nog de tijd van de Belgische frank en ik won zomaar eventjes 100.000 frank. De postbeambte die me het geld cash uittelde, was boos omdat zulke jonge snaken zoveel geld wonnen. Impulsief heb ik die vriend toen gezegd dat hij de helft mocht hebben als hij er discreet over bleef. Het resultaat was dat mijn lief boos was, want we hadden het toen niet zo breed. De moeder van mijn kameraad was ook boos, omdat mijn vriend toen niet werkte en door die geldinjectie niet aangepord werd om dat wel te gaan doen. De vriend zelf heb ik toen maandenlang niet meer gezien, omdat hij in verre buitenlanden zat. En de vrienden die ik wél zag, hadden ervan gehoord en konden er niet over zwijgen.’