Daisy Johnson
Daisy Johnson is de jongste schrijver die ooit de shortlist haalde. Everything under is haar romandebuut, maar eerder publiceerde ze al een verhalenbundel, die binnenkort vertaald wordt als Veenland.
Het duurt even voor je landt in Everything under. Misschien is dat wel de bedoeling van een roman over water, over de rivier, die een minder vaste ondergrond vormt dan het land. Eenmaal je de verschillende verhaallijnen hebt opgepikt, toont dit boek zich als avontuurlijk, speels, duister en filosofisch.
In wezen vertelt Johnson de Oedipusmythe opnieuw. Alleen is haar Oedipus een meisje, Margot, dat ervoor kiest om als Marcus door het leven te gaan. Marcus gelooft in het noodlot en dat doet ook Sarah, een van de andere hoofdpersonages. Sarah is de moeder van de verteller, Gretel, die haar moeder zestien jaar geleden voor het laatst zag. Nu is het meisje een twintiger die werkt als lexicograaf voor een uitgever van woordenboeken en gelooft dat er een verband is tussen het ophalen van herinneringen en het bijstellen van woorddefinities.
Met haar moeder leefde Gretel op een boot. De twee hadden hun eigen taal. Pas wanneer Gretel als volwassene haar wereld oprekt, beseft ze hoe onconventioneel die taal was.
Na zestien jaar vindt Gretel haar moeder, die inmiddels aan dementie lijdt, terug. De dochter wil het verleden reconstrueren voor het te laat is. Wie was Marcus, de jongen die een tijd op hun boot logeerde? Waarom vond Sarah haar dochter egoïstisch en behoeftig?
Johnson lonkt naar het werk van de vroege Jeanette Winterson en van Angela Carter in een roman die overtuigt door zijn durf, ambitie en spannende taal. Wie de mythe van Oedipus kent, wordt toch verrast: Johnson zet de klassieke vertelling naar haar hand en voegt nieuwe thema’s toe. Dit is de ideale roman voor wie houdt van verhalen over taal, over de noodzaak én het gevaar van herinneringen en over landschap. Johnson verdient de prijs. Wel vraagt haar werk om een heel aandachtige lezer. (Kathy Mathys)