Geen pardon voor het gazon
Een gazon mag groen zijn, daarmee is het nog geen natuur. Een monotone begroeiing die niet zonder water of pesticiden kan: dat is niet meer van deze duurzame tijden.
Wie een tuin heeft, heeft daarin vrijwel altijd een strook gazon liggen. Ook stadsparken zijn maar moeilijk denkbaar zonder grote graspartijen – stadsbewoners zonder tuin kunnen er een balletje komen trappen, of zonnebaden, of picknicken.
Dat we de open ruimte graag met een grote lap groen gras aankleden, is niet nieuw. Al in de middeleeuwen zagen kloostertuiniers het idee zitten – hun graszaden betrokken ze uit de weilanden die rond het kloostergebouw lagen. Vanaf de zeventiende eeuw incorporeerde ook de adel gazons in zijn monumentale tuinen. Denk maar aan het kasteelpark van Versailles.
En in de achttiende eeuw gingen Engelse edellieden pastorale graslanden om en bij hun mansions aanleggen. Ze werden kort gehouden door schapen. In de negentiende eeuw, ten slotte, kwamen de stadsparken met gazons opzetten (waarbij het voor het onderhoud van al dat parkgras erg hielp dat inmiddels de grasmaaier was uitgevonden).
Gigaliters water
Zo komt het dat grasperken vandaag ruim de helft van alle open ruimte in Zweedse steden beslaan, schrijft Marcus Hedblom van de landbouwuniversiteit van Uppsala vandaag in het vakblad Science. En niet enkel daar is gras populair: wereldwijd is een oppervlakte groter dan Engeland en Spanje samen met gazon beplant.
Nu het warmer en droger wordt op aarde, gaat het onderhoud van al die grasperken en gazons ons steeds meer kosten, waarschuwen Hedblom en zijn collegalandschapsarchitect Maria Ignatieva. Behalve onze portemonnee lijdt ook het milieu daaronder.
Het klopt natuurlijk dat gazons CO2 vastleggen en zuurstof produceren in ruil. Ook draineren ze water, voorkomen ze gronderosie, en hebben ze een verkoelend effect op een stadse omgeving.
Maar die milieuwinst wordt tenietgedaan door de broeikasuitstoot van grasmaaiers en doordat gazons gigaliters water nodig hebben om niet te verdorren. In de VS gaan ze, voedingsgewassen even niet meegerekend, met verreweg het meeste irrigatiewater aan de haal – in de droogste regio’s gaat driekwart van het huishoudelijke waterverbruik op aan het besproeien van the lawn.
Om een gazon in conditie en vrij van onkruid en ongedierte te houden, zijn bovendien hopen meststoffen en tientallen miljoenen kilo’s pesticiden en herbiciden nodig, die in het grondwater terecht kunnen komen.
Gras of geen gras, dat is de kwestie
Bovendien groeit er niet veel in een gemiddeld gazon. De biodiversiteit ervan is beperkt, al is een gazon nu ook weer geen monocultuur, zoals vaak wordt gezegd. In een gematigd klimaat bestaat een doorsneegazon uit raaigras, zwenkgras, beemdgras en struisgras. In een mediterraan klimaat domineren Japans gras, augustijnsgras en handjesgras.
Als we onze gazons met de oplopende temperaturen op aarde groen willen houden, dan zullen we moeten wennen aan het idee dat er niet per se gras in hoeft te groeien, merkt Hedblom op. In zijn eigen Zweden wordt in de open ruimte al geëxperimenteerd met inheemse tredplanten in plaats van grassen, afgewisseld met bloemenweitjes.
Het grasvrije gazon is in Scandinavië een bescheiden hype, die onder meer de landbouwuniversiteit waar hij werkt op haar campus in de praktijk probeert te brengen. Ook in Berlijn en sommige Engelse steden bestaat animo om de natuur haar gang te laten gaan waar vroeger enkel gras groeide, en die groenstroken niet meer of slechts uitzonderlijk te maaien – een beetje zoals in Vlaanderen inmiddels standaard is voor het bermbeheer langs de snelwegen.
Maar in ons land zijn de geesten nog niet rijp genoeg of valt er nog te veel regen om veel handen op elkaar te krijgen voor de omslag van groene parkgazons en tuingazons naar inheemse, dorre gazons, zo valt te vernemen bij het landschapsarchitectenbureau Bas Smets in Brussel. ‘Gras is hier nog altijd de norm voor parken en tuinen. Mensen stellen een gazon gelijk met natuur.’
In het zuiden van Frankrijk ligt dat anders. Daar zijn landschapsarchitecten al enige tijd bezig om alternatieven voor gazongras te bedenken. ‘Er wordt veel geëxperimenteerd met inheemse kruiden en vetplanten die betreding verdragen en geen water nodig hebben.’
Dat is de weg voorwaarts, vindt ook Hedblom in Science. ‘Een gazon hoeft niet groen te zijn. Er mag ook grijs, geel en zelfs bruin in zitten. Die kleuren horen ook bij de natuur.’
‘Er wordt geëxperimenteerd met inheemse kruiden en vetplanten die betreding verdragen en geen water nodig hebben’