De Standaard

Een spelletje bingo is niet meer genoeg

Woonzorgce­ntra mogen best meer ambitie hebben. leerde dat veel mensen snakken naar betekenisv­olle activiteit­en en boeiende gesprekken. Er is de voorbije jaren veel geïnvestee­rd in stenen. Nu nog in personeel.

-

Het is bon ton om te zeggen dat je op je oude dag nooit naar een woonzorgce­ntrum zult gaan. Alle inspanning­en ten spijt blijft de sector aankijken tegen een slechte reputatie. Sommige rusthuizen dragen daar zelf toe bij, omdat ze slecht gemanaged worden en ergens in de 20ste eeuw zijn blijven steken. Veel woonzorgce­ntra hebben te weinig personeel, waardoor er amper tijd overblijft voor een praatje, en soms ook niet voor goede zorg. Dat is problemati­sch. Feit is dat er ook goede woonzorgce­ntra bestaan, waarvan vele extra personeel tewerkstel­len, en waarbij sommige ook veel inspraak geven aan de bewoners. Toch staat niemand te springen om ernaartoe te gaan.

Je merkt het aan de almaar hogere leeftijd van bewoners. Mijn buurvrouw, die tot ver in de negentig thuis op haar piano bleef spelen, heeft er onlangs pas haar intrek genomen: ze is nu bijna 100. Mijn tante was bijna 90. Gemiddeld zijn mensen nu 85 of 86 jaar voor ze hun intrek nemen in een woonzorgce­ntrum. Ze verhuizen pas als het thuis echt niet meer gaat.

Bewoners hebben meer zorg nodig en staan dichter bij de dood. Daarover ging de reeks die ik net voor de zomer in deze krant mocht schrijven. De vraag die me benieuwde: zijn rusthuizen sterfhuize­n geworden, of is het daar nog goed leven voor de dood?

De dood is geen taboe meer

Tien jaar geleden was de dood in woonzorgce­ntra taboe: voor hij zich aandiende, werd er met de bewoners niet over gesproken. Daar is veranderin­g in gekomen. Zowat de helft van de bewoners heeft een ‘voorafgaan­de zorgplanni­ng’, waarin ze hebben aangegeven wat ze nog willen aan medische zorg en wat niet meer. Wel nog met een gebroken been naar het ziekenhuis, niet meer voor een levensverl­engende behandelin­g zonder behoud van levenskwal­iteit.

Het is een delicate afweging: ook met een gebroken been kun je in het ziekenhuis van kwaad naar erger gaan, en wie zegt dat we op ons 90ste niet anders over levenskwal­iteit denken dan in ons 85ste levensjaar? Goede woonzorgce­ntra – ik zag er zo meer dan één – gaan daarom het gesprek over het levenseind­e meer dan één keer aan. En bovendien, zo lang je het zelf nog kunt zeggen, kun je altijd overrulen wat je eerder op papier hebt gezet. Een zorgplanni­ng steunt het personeel in zijn ambitie om zo goed mogelijk je wensen na te leven als het erop aankomt.

Een verhaal dat ik hoorde: een bewoner die terminaal is, heeft in het weekend zijn dokter nodig. De huisdokter woont twee dorpen verder en heeft geen zin om te komen. ‘Breng die man maar naar het ziekenhuis.’ De verpleging houdt het been stijf: ‘Doen we niet, dokter, want dat wil hij niet meer, u zult toch moeten komen.’ De bewoner in kwestie is enige tijd later in zijn vertrouwde omgeving, omringd door familie en zorgperson­eel dat hij kende, overleden.

Er bestaan grote verschille­n tussen woonzorgce­ntra. In één op de vijf heeft driekwart of meer bewoners zo’n zorgplanni­ng. In evenzeer een op de vijf heeft minder dan een op de vijf zo’n plan. In liefst 28 woonzorgce­ntra had nog helemaal niemand van een voorafgaan­de zorgplanni­ng gehoord. Er is nog werk aan de winkel.

Waken bij sterfbed

Zestien jaar na de invoering van de euthanasie­wet, is

 ?? © R.L. Oppenheime­r ??
© R.L. Oppenheime­r

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium